Recensie: Arjen Lubach – Magnus

14-04-2011 12:01

De nieuwe roman Magnus van Arjen Lubach is opgebouwd rond een enkele vraag. Die wordt nergens gesteld, maar wel beantwoord: is een actief leven te verkiezen boven een passief bestaan waarin alles ‘steeds zo fucking hetzelfde is’? Merlijn Kaiser ontdekt het in Magnus: een breed uitwaaierende roman die minstens honderd pagina’s ingekort had kunnen worden. Ondanks de wijdlopigheid van het verhaal weet Lubach met Magnus wel te raken.

Merlijn Kaiser rommelt maar wat aan. Zijn leven in Amsterdam is niet meer wat het ooit was. Zijn vriendin Caro heeft hem ingeruild voor een ander en van zijn vrienden is hij vervreemd geraakt. Hij schrijft wat aan een toneelstuk, maar ook dat wil maar niet vlotten. Als hij op een dag wordt gebeld door Mastercard om hem te attenderen op verdachte uitgaven met zijn creditcard in Zweden, ziet hij daarin een uitgelezen kans. Kaiser besluit zelf uit te zoeken wie zijn geld uitgeeft, en reist af naar Stockholm.

‘Falende grijze massa’
Het bestaan van Kaiser is ontspoord. Het enige wat hij zeker weet, is dat hij allang niet meer in de nachttrein naar Florence zit. Die periode in zijn leven – hij ontmoette Caro in die trein – is voorgoed voorbij. In Zweden concludeert Kaiser dat zijn leven wel moest ontsporen. Hij lijdt namelijk aan epilepsie en functioneert alleen nog dankzij medicijnen die al te zware aanvallen voorkomen. Maar al die tijd beseft hij dat zijn hersenen zonder dat hulpmiddel allang zouden zijn doorgedraaid. De absences mogen hem dan wel niet meer zo vaak overvallen, zijn bestaan blijft even stuurloos als wanneer hij ‘er even niet meer is.’ Het zijn zulke overpeinzingen die zijn bestaan verzwaren als hij, als bezigheidstherapie, op zoek gaat naar degene die zijn bankrekening plundert. Kaiser vindt de dader: het blijkt de ex-fotograaf Magnus, die zijn leven evenmin op de rit heeft. Met zijn dochter Cecilia gaat Kaiser een relatie aan. Intussen blijft hij in Zweden om te schrijven aan het toneelstuk, zonder de dringende behoefte of noodzaak terug te keren naar Amsterdam.

Richtingloos
Even richtingloos als Kaiser zich overgeeft aan gril en toeval in Zweden, is de compositie van Magnus. Aan de ene kant is de roman gebouwd op intrige en spanning, zoals een klassiek detectiveverhaal. Hoe komt die Zweed aan zijn creditcard, wat heeft zijn ex-vriendin daarmee te maken, en hoe goed kent hij haar eigenlijk? Het zijn whodunnit-vragen die het verhaal stuwkracht geven. Het verborgene wordt stap voor stap onthuld. Aan de andere kant gaat het om Kaisers pogingen zijn verleden te verklaren aan de hand van talloze herinneringen aan de tijd met Caro, en de vraag hoe hij zijn leven nu opnieuw vorm kan geven. Maar die twee motieven raken elkaar lang niet altijd, waardoor er gaten in de compositie vallen. Veel gebeurtenissen en personages in Zweden zijn niet geladen met betekenis. Ze hebben niets te maken met de thematiek, maar lijken gewoon verzonnen om het verhaal wat cachet te geven, zonder dat de implicaties ervan zijn doorgedacht. Ook storend is dat veel van Kaisers mijmeringen zijn gelardeerd met allerlei details die niets toevoegen, zoals iets te lange uitwijdingen over decor en entourage.

Worsteling
Het geduld van de lezer wordt dus flink op de proef gesteld, zeker als die nauwe samenhang verwacht. En dan wordt het toch weer mooi. Wat Lubach wel voortreffelijk uitdiept, is de worsteling en wanhoop van een dertiger die in een overgangsfase zit. Kaiser heeft niets meer dan zijn herinneringen en de heimwee naar de tijd dat alles nog goed was – voor zover het goed was. Zijn activiteiten in Zweden, de realisatie van het toneelstuk dat hij schrijft; het verandert allemaal niets aan zijn verlangen naar vroeger. Het nieuwe leven dat hij leidt is nog te vormeloos en stelt weinig in het vooruitzicht. Hij zit in een tussenfase. Vooral in de laatste ‘akte’ contrasteert die melancholie sterk met de nieuwe ontwikkelingen in het verhaal, die het personage niet schijnen te bevredigen.

Met Magnus – en overigens ook zijn vorige romans – plaats Lubach zich in de traditie van schrijvers als Zwagerman, Giphart en in mindere mate Grunberg, vooral diens Blauwe Maandagen. Magnus is geen zware kost en evenmin een stilistische krachttoer, wel een toegankelijk, laat gesitueerd coming of age-verhaal van een radeloze dertiger aan het begin van de eenentwintigste eeuw, en daarmee prima genietbaar.