Recensie: Laurent Binet – HhhH (Himmlers hersens heten Heydrich)

05-08-2011 14:01

Het veelgeprezen HhhH van de Franse debutant Laurent Binet is een nogal aparte roman, voor zover je van een roman kan spreken. Het is niet alleen een reconstructie van alle omstandigheden rond de aanslag op het beruchte nazikopstuk Reinhard Heydrich. Het is tevens een roman over een schrijver die een historische gebeurtenis reconstrueert en over de moeilijkheid daarover te verhalen zonder in fictie te verzanden. Daarbij legt Binet om de haverklap rekenschap af: over zijn aanpak, vermoedens, wat hij zeker weet en wat niet en over de vordering van zijn boek. Zo fanatiek als Binet probeert de waarheid te ontdoen van alle leugens en ambiguïteiten, zo schaamteloos brengt hij ‘een dikke weerspiegelende laag van idealisering aan op de transparante spiegel van de historische werkelijkheid’.

Himmlers Hirn heisst Heydrich, oftwel Himmlers hersens heten Heydrich, was een in zwang geraakte uitdrukking binnen de SS om de relatie tussen de twee topnazi’s Reinhard Heydrich en Heinrich Himmler uit te drukken. Heydrich was de rechterhand van Himmler, en samen met Adolf Eichmann een van de geestelijk vaders van de holocaust. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd de SS’er Heydrich Reichsprotector van het nu als Tsjechië bekende Bohemen en Moravie. Hij bestuurde het protectoraat met harde hand en liet tienduizenden (vermeende) tegenstanders van het rijk executeren. De Tsjechoslowaakse regering in ballingschap zette samen met de Engelse geheime dienst Operatie Anthropoid op touw om Heydrich te liquideren. Daartoe werden er twee parachutisten geselecteerd: Jozef Gabčík en Jan Kubiš. Het zijn de helden van het verhaal die het moeten opnemen tegen het groteske monster dat Heydrich was.

Binet heeft nadrukkelijk geen historische roman willen schrijven, maar een verhaal dat de werkelijkheid zo dicht mogelijk benadert. Alle gesprekken, gebeurtenissen en motieven reconstrueert hij aan de hand van documentatiemateriaal, en soms staat hij zich wat literaire stilering toe. Vooral de droogste feiten moeten kloppen. Was de Mercedes waarin Heydrich werd vervoerd ten tijde van de aanslag blauw of zwart? Was Goring in ‘een blauw uniform gesnoerd’ toen hij de brief ondertekende waarin werd geopteerd voor een radicale oplossing voor het Joodse vraagstuk? Hij weet het allemaal niet zeker, dus schrijft hij het niet stellig op, of doet dit wel en komt er later op terug. Evenmin weet hij of personen ‘in stilte peinzen’, ‘tevreden glimlachen’, enzovoort. Toch voegt hij dat soort omschrijvingen toe, en geeft daarbij (meestal) aan dat hij dat soort details niet zeker weet maar wel plausibel acht. Personages mogen volgens zijn strikte opvattingen niet deelnemen aan het verhaal. Het verzinnen van een literair personage om de historische feiten te begrijpen is volgens Binet ‘een soort vervalsing van het bewijs’. Vandaar dat hij ook de werkwijze van Jonathan Littell hekelt die een fictieve SS’er opvoerde in het aangrijpende en bekroonde De Welwillenden. Dat Littell zich bedient van een personage is al fout, aldus Binet, maar aangezien het personage geen overtuigde nazi, maar eerder een gewetenloze nihilist is, is helemaal onvergeeflijk (‘Houellebecq bij de nazi’s!’).

Tot zover blijft Binet redelijk zuiver. Hij schrijft een verhaal en houdt de lezer op de hoogte waar feit en fictie uit elkaar lopen. En hoe begrijpelijk ook, het is jammer dat nu juist dit boek bol staat van het moralisme en subjectieve commentaar. Juist dit postmoderne verhaal dat hij zo eerlijk mogelijk wil houden, vertroebelt er door. Heydrich is bij Binet geen mens meer maar een symbool: een oppermonster, misschien wel de meest kwaadaardige man aller tijden, en het nationaal-socialisme het ultieme kwaad. Heydrich zou genieten van het smeden van plannen voor massamoord. Dat genieten is ‘Dronkenschap van het monster het oproepen van de monstruositeiten die zich aankondigen en waarvan hij de heraut is.’ Met dat soort bombast vervloekt Binet de nazi’s en het nazisme voortdurend, en hij impliceert een sadisme dat waarschijnlijk wel bestaan heeft, maar waarvan hij onmogelijk helemaal zeker kan zijn. Soms noemt hij personen ronduit idioten of klootzakken, en omschrijft hun uiterlijke kenmerken met termen als ‘varkensoogjes’, ‘paardenkop’ en ‘rattenhoofd’. Daartegenover staan alle helden van het verzet die eigenlijk alleen maar nobele eigenschappen hebben. In HhhH weerklinkt de echo van een klassiek kinderboek met alle karikaturen die daarbij horen. En dat is een gemiste kans. Wat dat betreft is Littell’s De welwillenden geloofwaardiger. In die roman is de ene nazi de andere niet. Sommigen zijn radicaal nationaal-socialistisch, andere simpelweg gestoord, dom-volgzaam of immorele carrièrejagers.

Maar daarmee is HhhH niet slecht, zeker niet. Het is een doorwrocht, zeer goed geschreven boek en een moedige poging de historische roman een nieuwe impuls te geven. Bovenal is de hele geschiedenis, en vooral de wijze waarop die wordt verteld, verschrikkelijk spannend, ook al is de afloop bekend. In het boek wordt van meet af aan toegewerkt naar de scène van de aanslag op Heydrich, en daarna, als toegift het urenlange verzet van enkele ondergedokenen, waaronder de aanslagplegers, die in een kerk grote aantallen nazi’s weten te doden voordat ze de hand aan zichzelf slaan.

Binet won terecht de Prix Goncourt du premier roman 2010 voor het beste debuut. Littell won de reguliere Prix Goncourt in 2006. Beide boeken zijn ongetwijfeld ankerpunten voor de wijze waarop er in de toekomst over de Tweede Wereldoorlog zal worden geschreven.

Laurent Binet – HhhH verscheen in bij uitgeverij Meulenhoff. De Nederlandse vertaling is van de hand van Liesbeth van Nes.