Jargon

25-05-2012 10:00

De laatste tijd word ik nogal geconfronteerd met kantoorpraat. ‘Stukje communicatie’, ‘terugkoppelen’, dat soort werk. Bij publieke situaties hou ik me in, in de privésfeer ga ik met dingen gooien naar de mensen die het zeggen. Dat zijn dan objecten die binnen handbereik liggen en niet al te zwaar zijn, gepaard met de boodschap: “hier heb je een stukje affectie van mij naar jou toe!” Meestal worden die dingen Matrix style ontweken (ik gooi namelijk als een mietje), soms niet, maar dan is de ruzie ook snel gesust (het komt niet zo hard aan, want ik gooi namelijk als een mietje). Vrienden weten dit en treiteren me er maar al te graag mee. Hun grote nadeel is dat ik zo wel armspieren kweek, dus als ze maar lang genoeg doorgaan, komen er over een jaar kasten en banken met 200 kilometer per uur hun kant op.

Niet dat ik een taalnazi ben, ik zie het meer als een quid pro quo filosofie. Iemand smijt met holle frases, daar krijgt diegene gewoon wat voor terug. Ik hoef dan niks op te kroppen, dat betekent voor mij dat ik niet over tien jaar de plotselinge, compulsieve neiging krijg om een geweer aan te schaffen en de dichtstbijzijnde kerktoren te vereren met een bezoekje.

Geen kantoorpraat
Haters be hatin´
, is de decenniaoude straatwijsheid en deze jongen sluit zich daar graag bij aan. Niet opkroppen, gewoon gaan! Maar verdomme, dan komt daar zo ineens een openbaring. Ik doe het zelf ook. Geen kantoorpraat, maar wel ontzettend dichtgetimmerd lullen, zonder dat ik het zelf door heb.

Het verklaart ineens een hoop ongemakkelijke situaties. De stilte tijdens een etentje met onbekenden, nadat je het eten hebt beoordeeld als ‘best wel goed achter de huig te vouwen’. De vragende blik van menig mens als je je persoonlijke, brakke situatie omschrijft als ‘moeilijk hard naar de Mavo’.

En dan de mooiste, laatst, ‘s nachts op straat: mijn verwachtingsvolle, opgetogen blik en de resulterende twijfel en plotselinge stilte nadat iemand ‘vuile homo’ naar me schreeuwt en ik antwoord met ‘whaddup, lekkere boy!’. Ik verwachtte een dispuutgenoot, de man met de bontkraag verwachtte waarschijnlijk ook een andere reactie. Duidelijk gevalletje miscommunicatie en een stukje sprinten.