Man From The South en Howe Gelb in de Effenaar

23-09-2012 17:01

In een ideale wereld behoeft Howe Gelb geen introductie meer. Al bijna drie decennia een van de meest eigenzinnige artiesten aan de randen van de popcultuur en met zijn Giant Sand al americana makend voordat iemand ooit van deze term had gehoord. Dat was gewoon country en folk, riekend naar brandend zand, Arizona en met een gezonde punkattitude. Genre grondlegger, samen met Calexico, de heren die zich ooit ook Giant Sand noemden.

Dat de wereldfaam er echter niet is, heeft vast te maken met de wispelturigheid en de chaos in het hoofd van Gelb, waar voortdurende zijsprongetjes plaatsvinden. De basis van zijn creativiteit, en tegenwoordig een reden om kinderen vol te stoppen met medicatie zodat hun gedachte maar de juiste kant opvloeien in plaats van op originele en unieke plekken te belanden. Maar Gelb zit niet aan de medicatie, en vliegt live binnen nummers al uit naar een volgend idee, wat even goed een nummer kan zijn.

Slechts zijn grijzende lokken verraden dat we hier niet met een over enthousiast kind hebben te maken, maar met een volwassen man, dit jaar net zo oud als zijn geboorte jaar vorige eeuw. In de Effenaar rolt hij door een setlist waarin pas in de toegift enige structuur lijkt te komen. Daar lijkt het er zelfs even op dat hij een nummer af gaat maken, maar ook dat moment ontaardt in een afwijkend verhaal. Als altijd is een uur met Gelb een ervaring, een uur waar noch Gelb, noch het publiek op voorhand van weet waar het ze gaat leiden. Agiterend als een punk, charmerend als een crooner en in alles een ontsporende kluizenaar. De reden waarom ik echter in De Effenaar stond, was niet het hoofdprogramma Howe Gelb, maar het voorprogramma Man From The South.

Bewust klein
Het solo vehikel van Paul van Hulten, een halve Woody & Paul, waarin hij de rustigere kant van zijn muzikale bestaan laat zien. Met Woody & Paul was hij vorig jaar nog medeverantwoordelijke voor een van de beste nummers uit 2011, The Joker. Niet direct binnen de kaders van de mainstream, maar als je The Joker een keer hebt gehoord, ben je geslagen door de duivel, de diep blauwe zee en de zonde en ben je verslingerd aan deze rauwe bluesfolktune.

Met dat duo, of beter, met dat kwartet werd op de laatste plaat meer en meer de ruigere blues opgezocht, richting de garagepunk soms zelf. Maar Paul van Hulten bleef zitten met kleinere liederen, meer gebouwd op de folk, blues en country waar ook Townes van Zandt uitputte en Wovenhand, Steve Von Till of Scott Kelly nog steeds op voort bouwen. Donkere folk, zo puur en kaal mogelijk neergezet, akoestisch met slecht hier en daar een elektrische aantekening op het debuut Koblenz. Man From The South houdt het bewust klein, net als Steve Von Till met zijn Harvestman of het solodebuut van Nate Hall eerder dit jaar. En hoewel dat niet resulteert in een nummer als The Joker, weet van Hulten hier ook een aantal meeslepende nummers neer te zetten. Met name het middenstuk van de plaat die deze avond wordt gepresenteerd kent met Welcome To Camacua, Bring Me Home en Goodbye Hawaii de pieken van Koblenz. Hier schippert Van Hulten tussen Jeff Buckley, Dave Eugene Edwards en Townes Van Zandt, een mooie plek om rond te dobberen. Een overtuigend debuut dat Man From The South weliswaar nog niet meteen tussen de grootste neerzet, maar  wel op een plek van waaruit hij daar naar toe kan groeien.

Helaas is hij daar live nog niet helemaal. Daar waar Gelb later op de avond een ware entertainer is, een komediant soms bijna, is Man From The South vooral in zichzelf gekeerd. Angstig, haast. Nu is alleen zitten op het podium uiteraard iets geheel anders dan de bühne betreden als tweede voorman van een kwartet, maar Van Hulten mist de bliksemafleider die Woody Venema is naast hem. Of althans één bliksemafleider, want Van Hulten oogt bij momenten zichtbaar ongemakkelijk dat alle ogen en oren op hem zijn gericht. En ook al horen die oren niets anders dan mooie nummers en priemen de ogen boos als iemand in de zaal het in zijn hoofd haalt te spreken, de intensiteit van de plaat haalt hij niet. Daarvoor is het aan te raden om, al is het voor een of twee nummers, een van de muzikanten die hem op de plaat bij staan ook op het podium te betrekken. Al is het alleen om de duistere drone voor een paar minuten onder Man From The South te leggen en heel even de 100% aandacht van de liedjesschrijver af te halen. Want die aandacht was er wel (en de bijpassende en terechte cd verkoop daarna ook, vermoed ik), alleen hoe daar mee om te gaan was niet geheel onder controle.