Proza van Rosa

01-04-2013 14:00

Steeds dichterbij, kom ik aan het einde van de tunnel. Het is licht en wit en.

Gerommel ergens onder mij. Ik hoor het bonken, ergens ver weg van mij. Het zal wel heel ver weg van mij zijn. Een schaduw beweegt zich naar mij toe, nog maar een paar minuten en dan is het er. Nu hoor ik wat getril iets dichterbij, het zal mijn wekker wel zijn.

Een adem die licht in mijn nek blaast, nog even blijven liggen, het zal de ochtend wel zijn. Een gloed van warmte op mijn gesloten oogleden, het zal de zon wel zijn. Een laken dat door andere handen van mij afklimt, het zal de hoogste tijd wel zijn. Een kreet dat het nu wel echt tijd wordt. Ja het is de hoogste tijd, ik kom al. Ik kom er al uit.

Ik kom al uit het grote bed met eerst mijn grote teen, poolshoogte nemen van de temperatuur buiten. Strek ik mijn spieren één voor één. Lichtjes raak ik de krakende vloer en voel elke ochtend dezelfde prikkeling. Ik had graag nog even doorgeslapen. Mijn droom ging over grote kastelen en wilde draken.

Was ik maar een ochtendmens, dan was ik minder humeurig. Opgestaan en feest gevierd, dat dit weer zo’n dag was als gister. Warme bruine meuk gaat mijn keel naar binnen, het verlost mij van de herinneringen. Herinneringen van gister zo dichtbij, nu verdwenen met de maan mee op reis. Dichtbij mij nog steeds het gedreun, het is de hoogste tijd. Maar ik wil niet dat het eindigt, ik hou niet van einde’s. Het liefst blijf ik voor altijd in hetzelfde schuitje.

Het gedreun is nu opgehouden. De hoogste tijd is nu gaan lopen. Naar de douche, voor mijn ogen. Stiekem plas ik onder de warme straal nog een warme straal en leg ik mijn hand op één van de zachte handdoeken om mij te drogen. Rillingen over mijn rug kruipen naar boven. Ze waren vroeger in alle kleuren. Nu zijn ze wit, stuk voor stuk. Daarnaast liggen washandjes, in geen andere kleuren. Met mijn neus ruik ik er aan. Sterke geuren in mijn neusvleugel ontstaat een nies. Met mijn haar nog nat trek ik de kleren aan van gisteren gevouwen op een stapeltje naast de stoel. Ik zie mijn jas hangend treuren. Het is de hoogste tijd. En ik hou van de kleur wit, net zo veel als ik hou van het nu en niet anders. Rituelen zijn mijn grootste vrienden, omarm ze met genoegen. Net als wit om mij te drogen. Wit veranderd niet. Wit heeft geen betekenis, heeft geen reden en ook geen oorzaak. Alles kan bij wit, wit heeft geen grenzen en na dat alles blijft wit zoals hij is, wit. Het zou de kleur wel zijn.