Kunst

Hoe God uit een Nederlandse familie verdween

23-10-2013 18:31

God verkoopt. Dat doet God niet alleen in de kerk via collectes en aflaten, maar Hij doet dit ook in de boekenmarkt. Denk aan Hoe God uit Jorwerd verdween van Geert Mak, Hoe God uit de Tweede Kamer verdween van Eginhard Meijering, The God Delusion van Richard Dawkins en last but not least Van God los van Ewout Klei en Remco van Mulligen dat deo volente begin 2014 zal verschijnen. Aan dit illustere rijtje is nu God van de gewone mensen van Trouw-journalist Emiel Hakkenes toegevoegd, een boeiende religieuze familiegeschiedenis.

Hoe komt het dat God langzaam uit het leven van Emiel Hakkenes is verdwenen, terwijl hij uit een gereformeerd gezin komt met rotsvaste zekerheden? Om deze vraag te beantwoorden is hij zijn familiegeschiedenis ingedoken. God van gewone mensen vormt de schriftelijke neerslag van zijn spirituele zoektocht.

Verschillende Gereformeerden

Hakkenes komt uit een gereformeerd gezin, om precies te zijn een synodaal-gereformeerd gezin. Die toevoeging is belangrijk, omdat je misschien anders denkt dat hij van één van de zwarte kousenkerken afkomstig is (de Gereformeerde Gemeenten, als dan niet oud of in Nederland en Noord-Amerika) of de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Gereformeerden uit de zwarte kousenkerken stemmen SGP en noemen zichzelf refo’s. Vrijgemaakt-gereformeerden noemen zichzelf gereformeerden maar worden door de buitenwereld vrijgemaakten of artikel 31’ers genoemd. Zij stemden GPV en tegenwoordig ChristenUnie. ‘Echte’ gereformeerden zijn de synodaal-gereformeerden. Zij stemden vroeger ARP en nu vaak CDA.

Gereformeerden waren in de late negentiende eeuw de aanhangers van Abraham Kuyper, de oprichter van de ARP en de Vrije Universiteit van Amsterdam, die dankzij zijn tomeloze organisatiedrift verantwoordelijk is voor het ontstaan van de verzuiling in ons land. In zijn familiegeschiedenis kan Hakkenes dan ook niet om Kuyper heen. Hij bezoekt voor zijn verhaal de kerkdeur van de kerk in Amsterdam waar Kuyper en zijn aanhangers de panelen van hebben doorgezaagd, zodat ze in deze kerk hun gereformeerde kerkdienst konden houden. De deur ligt in een depot in het Museum Catharijneconvent in Utrecht. Het is een enorm onding dat niet goed tentoon te stellen valt. Kuyper was vooral populair bij de ‘kleine luyden’, de lagere middenklasse. De overgrootvader van Hakkenes was schoenmaker in het Groningse Stadskanaal, en was er na langdurige studie in de Bijbel achter gekomen dat je op zondag niet mocht fietsen omdat dat arbeid was.

Collectief

Geloof was voor de overgrootvader van Emiel Hakkenes, maar ook voor zijn grootvader en vader, iets van het collectief. Geloven deed je als groep, hier hoorden bepaalde overtuigingen en gedragingen bij, die meestal niet al te expliciet werden gemaakt maar waar je onder geen beding van mocht afwijken. Zo had zijn vader bijvoorbeeld grote moeite met het feit dat een jonge ouderling een rode broek droeg in de kerk. Die manifestatie van individualiteit was ongepast.
Volgens godsdienstsociologen zijn de Gereformeerde Kerken (synodaal) leeggelopen toen het kerkgenootschap in de jaren zeventig besloot met de tijd mee te gaan. Jongeren kregen op catechisatie niet langer de massieve geloofswaarheden door de strot geduwd, maar mochten zelf beslissen wat ze tijdens deze bijeenkomsten wilden doen. Sindsdien werden er heel veel jointjes gerookt in de kerk. Het hellend vlak, waar orthodoxe predikers hun kudde altijd zo vurig voor waarschuwden, werd een glijbaan.

De aanpassing van de kerk aan de tijdgeest is volgens Emiel Hakkenes als verklaring voor de secularisatie echter niet voldoende. Van groot belang is het ‘religieuze regime’. Deze term komt bij godsdienstsocioloog Peter van Rooden vandaan, die Hakkenes echter niet bij name noemt. Wat houdt zo’n religieus regime precies in? De tijd van Abraham Kuyper was volgens Hakkenes een ander godsdienstig klimaat. In die tijd vond er een heropleving van de orthodoxie plaats, draaide alles om het collectief. In de jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw veranderde dit religieuze regime, en nam de invloed van collectieve godsdienstigheid op de maatschappij enorm af. Emiel Hakkenes groeide op in een tijd waarin individualisme en het zelf maken van keuzes belangrijk werden gevonden. Hij wil zelf achter zijn keuzes staan, in plaats van dat de religieuze gemeenschap hierover beslist. Het was, ook toen Emiel Hakkenes nog op catechisatie zat in Gieten, heel vanzelfsprekend dat je op je achttiende belijdenis deed van je geloof. Het doen van belijdenis deed je niet alleen voor God, maar in de eerste plaats voor de kerk, je ouders, je familie. Je deed wat mensen van je verwachtten. Hakkens voelde hier echter weinig voor:

“‘Belijdt u te geloven in God, de Vader, de Almachtige, Schepper van hemel en aarde, en in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onze Here en in de Heilige Geest?’ Dat is de vraag waarop als antwoord ‘ja’ wordt verwacht. Mijn antwoord zou in alle eerlijkheid zijn: geen idee eigenlijk, maar ik denk van niet.”

Voor gereformeerden en ex-gereformeerden, maar ook voor heidenen, joden en moslims die geïnteresseerd zijn in een typisch stukje Nederlands cultureel erfgoed is het boek van Hakkenes een must. Ook voor zinzoekers, die op zoek zijn naar de zin maar de queeste interessanter vinden dan de heilige graal, is dit boek van harte aan te bevelen. Fundamentalisten, mensen die menen de waarheid in pacht te hebben, kunnen dit boek beter niet aanschaffen. Twijfel is net als ledigheid immers des duivels oorkussen.

N.a.v.: Emiel Hakkenes, God van gewone mensen. Hoe het geloof uit een familie verdween. Uitgeverij Thomas Rap. Amsterdam 2013. ISBN 9789400401570. €18,90.

Ewout Klei is historicus, maar ook doctor in de theologie. Hij was van 1981 tot 2011 lid van de ene ware kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt). Vanwege zijn liefde voor Guinevere mag hij de heilige graal niet meer vinden.