Allah’s slaven van zaaddruppel, klonter en morsel

13-04-2015 12:42

Zou ik, zoals nu, Arabieren ‘slaven’ noemen dan zou dat in Nederlandse context negatief zijn, maar niet in Arabische. Arabieren (het grotendeel ervan dat de islam aanhangt) noemen een mens ‘abd Allah’, de slaaf van Allah; vaak wordt ‘abd‘ als ‘dienaar’ vertaald, maar dat is semantische kokosboter. (In het vocabulairetheehuis waar het in het Arabisch bijzonder druk is, is de bekendste term voor dienaar een ‘khaadim’, letterlijk ‘een werker’,  iemand die in dienst is.) 

Het essentiële van een slaaf is dat hij niet als vrij mens wordt geboren en zo worden, theologisch gesproken, mensen niet vrij geboren, omdat ze niet vrij zijn van hun schepper, de slavenhouder. Hoe hij de mens geschapen heeft beschrijft hij zeker twee keer in zijn boek, dat hij ook geschreven heeft en dat ik weleens iemand een ‘korant’ heb horen – portmanteau, een Carroll of Joyce niet onwaardig.

Deze passages worden vaak aangehaald als bewijs dat de koran veertien eeuwen geleden al wetenschappelijk bewijs leverde en dat dit de goddelijkheid van zijn boek bewijst. Laten we naar een zo’n passage kijken, uit 23:12-14:

 

“Wij hebben de mens geschapen uit een waterig uittreksel van klei; daarna plaatsten wij hem als een (zaad)druppel op een diepe en sterke bodem; daarna schiepen wij van de (zaad)druppel een (bloed)klonter; wij schiepen van de (bloed)klonter een morsel; wij schiepen van de morsel botten en wij hulden de botten in vlees en daarna vormden wij hem tot een ander schepsel. Gezegend zij Allah de beste schepper.”

 

(Nou, nou,  Allah, wat bescheidenheid, de geneesheer Galenius was u met deze ‘kennis’ toch zeker twee eeuwen voor.)

Men hoeft geen grote biologische kennis te hebben om te weten dat die druppel (nutfa) van alles kan proberen, maar zonder bezoek aan een eicel nimmer een bekleed bottenwezen kan worden. Vreemd en opvallend dat de vrouw in de Arabische wereld maatschappelijk wel de biologische functie toebedeeld krijgt (in diepe, veilige plekken), want een ovum non movu(t); veilig in het huiselijk oord donkert ten langen leste de man over haar sponde, rijk aan fluim en flagellen.

 

‘Geloof is verzorgde, geklede, gesmukte onwetendheid.  En misschien vindt men er iets onschuldigs in, maar onwetendheid is geen onschuld’

 

Het was in een gebouw waar ik logeren moest dat ik hier aan dacht – veel van de logé’s daar waren Marokkanen en andere Arabieren – ook anderstalige moslims waren aanwezig (zulke dingen vallen je op als je je in zomerse gezondheid bevindt), evenals hun luidruchtig en huiselijk gedrag alsof ze zich bevonden onder de stille hemel en op de rustieke, oneffen gronden van hun vaderland. Het had iets vermakelijks. Geen zin werd uitgesproken waarin Allah niet voortkwam; ‘Allah zal je genezen!’, was de meest gehoorde. ‘Alles ligt in Allah’s handen en hij zal je genezen.’ ‘Moge Allah je genezen.’

(Tijdens Pasen kreeg ik het idee dat een islamitische vorm van dit feest geen slecht idee zou zijn; leert Allah misschien van zijn slaven een ei vinden.)

Het werd vermoeiend en lange tijd na mijn logeerpartij hoorde ik dat gebed weer en er barstte een woede in mij los als een ongetemde hengst die zijn lasso weet te breken. Ik weet zeker dat ik hardop mijn tirade hield. Als Allah zo goed genezen kon, maar dat niet deed, dan was ik de betere schepper. Als men destructie als een vorm van creatie ziet, en ik denk het wel, want beiden leveren resultaat, dan was ik toch een betere schepper die mijn eigen ziekte had veroorzaakt, dan die klabotskop van een Allah die nog steeds zit te kloten met zijn water en klei, terwijl de lemen dorpsschool al uit is – het enige wat hij bereikt kan hebben, is een strontkever als vriend hebben gevonden (leuk idee voor een kinderboek).

Maar in afgezonderde beslommering besefte ik wat de ware kern was van mijn algemeen polemische woede over de islam in Nederland. Als moslims slaven zijn van Allah, dan geldt wat Richard Francis Burton (1821-1890) in een van zijn voetnoten schrijft in The Arabian Nights: The dearest ambition of a slave is not to liberty, but to have a slave of his own:

 

“We laten, als beschaafde mensen, gelovigen hun geloof en de onwetenden volharden in hun geloof dat alle geloven in essentie gelijk zijn.”

 

(Dat is een onderwerp voor later.) Moslims lijken de enige menselijke vorm van gelovigen te zijn die er nog bestaat. Apodictisch gesproken: geloof is verzorgde, geklede, gesmukte onwetendheid.  En misschien vindt men er iets onschuldigs in, maar onwetendheid is geen onschuld.

Men probeert de islamist sociologisch, antropologisch, historisch, hermeneutisch, epistemologisch, biologisch, fysiologisch en zelfs neurologisch te doorgronden. Heel nobel. Maar wanneer tegenwoordig de politiek zich in deze begriptocht mengt om een bepaald menselijke goedheid, namelijk nieuwsgierigheid naar de medemens en de ootmoed dat de ene beschaving niet gevorderder is dan de andere, dan weet men dat de slaven van klonter en morsel eindelijk hun eigen slaven als eigendom in bezit hebben.