Recensie

Aan de poëzie met Poetry

16-06-2015 17:19

“Denk je nu ook al verstand te hebben van poëzie?”
Ja hoor, en u heeft dat ook; althans gevoel voor gedichten. Durf ik te beweren na de openbare les poëzie lezen van Dichter des Vaderlands Anne Vegter tijdens Poetry afgelopen zaterdag. 

Anne Vegter had de moed om een overvolle zaal van de Rotterdamse Schouwburg uit te willen leggen hoe we poëzie kunnen lezen. Ze probeerde dat aan de hand van Alba van de Vlaamse Dichteres Els Moors. Dit is zo te lezen in Google Books. Het is, doceerde Vegter serieus en met de overgave van een dominee, de beschrijving van het ochtendgloren dat een slaapkamer binnenkomt na een gepassioneerde nacht.

Kan zijn, waarom niet? Doch ook zoveel andere betekenissen kun je aan dit Alba geven. Of beter gezegd: u kunt er uw eigen gevoel door laten raken. Het ochtendgloren na de zwoele nacht van Moors – stel dat haar schitterende woorden die inderdaad willen verbeelden – is niet die van Vegter; is niet van u, noch van mij. Toch, wie heeft er niet zo’n soort herinnering?

Els Moors heeft er een mooie reeks woorden voor gecomponeerd. Geniet van de weldaad. Voor je het weet ben je trouwens in diezelfde bloemlezing met Alba via Google tien verzen verder. Heerlijk, versjes lezen. En niet te vergeten: elkaar voorlezen.

Het tegendeel van de dood

Vegter liet daarop een goed interview van Tjitske Mussche met – de recent overleden – Harry ter Balkt horen, een zich wat nors uitende dichter en PC Hooftprijs-winnaar met die (lelijke?) Twentse tongval. Een boerendichter? Onzin, antwoordt Ter Balkt, maar eigenlijk ook niet. Hij schildert het platteland, vaak in een spanning met ons stadse leven, of beter: woede om ons onbenul om de natuur te kunnen waarderen.

Vanwaar het dichten? Ter Balkt: “Ja… ja. Hoe komt dat…het valt me in.”
Oftewel, proberen dichtkunst te verklaren brengt ons er nauwelijks dichterbij. Wat resteert is gevoel, dat is persoonlijk, ontstaat tussen dichter en lezer/luisteraar.

Dan zegt Ter Balkt, na wat gemopper over politiek, maatschappij en dichters die ‘onecht’ waren (de Vijfigers, Komrij): “Dan ga je toch weer denken, en dat slaat dood. Poëzie is gewoon het tegenovergestelde van dood. Dat is poëzie.”

Angry Young Man

Dit was een mooi vraaggesprek. Meestal slaat het interviewen van kunstenaars ook dood. Schreef ik vorig jaar na Poetry, met volgens mij te veel gewauwel en geneuzel op het podium over het hoe en wat van het poëzie schrijven. Dichters moeten dichten net als voetballers moeten voetballen. En verder niks, nou ja vertalen bijvoorbeeld, een prachtige traditie van Poetry.

Die mening durfde ik toen niet te publiceren. Want verstand heb ik er niet van, ook al lees ik dagelijks poëzie sinds ik op de middelbare school met Engelse les behalve de Angry Young Man ook Sylvia Plath kreeg en met Frans Verlaine en Rimbaud. En Remco natuurlijk met Nederlands, die bij de inventaris van Poetry ging horen.

Toch was m’n boodschap gehoord zonder die te hoeven uiten. Afgelopen zaterdag bracht de slotavond van Poetry gedichten, gewoon een hele avond poëzie, met uitdagende vertaalsessies en een bard ter afwisseling. Heerlijk, genieten van dichters en taal, niks pretenties, gewoon mooi, met basale presentatie, ook zonder opsmuk. Waar maak je het nog mee?

Kroegentocht met poëzie

Of versjes, zo mag je ze ook noemen in Rotterdam. Wat Poetry International zo goed maakt is dat het wars is van hoogdravend gedoe. Mooie dichtkunst, prachtig, en begrijpelijk voor iedere leek als ik. Een heerlijke sfeer ook, met gewone mensen die ooit toevallig de ontdekking deden dat je een fijner leven hebt met poëzie.

Dit publiek wordt ouder, dat wel. De vaste fotograaf die ik herkende van m’n eerste Poetry-bezoek zo’n 35 jaar terug bekende al 75 te zijn. Toen ik Seamus Heaney noemde als heerlijk podiumdier (‘performer’ noemen ze dat nu geloof ik), wist een ander dat dichters destijds nog dronken optraden.

Kroegenstraat

Misschien volgend jaar wel weer. Dan verhuist Poetry naar het RO Theater bij de kroegenstraat Witte de With. Daar zal het fraaie festival meer bruisen dan in de moderne beton- en staalkolos die de Rotterdamse schouwburg is. Doe er dan gelijk wat rappers bij – de goede tekstdichters dan – en meng jonge en oude dichtkunst.

Veel meer mensen mogen en kunnen ervan genieten dan de honderden per avond die uitstekende organisatie van Poetry nu trekt. Voor het ondergaan van poëzie hebben we geen opleiding of uitleg nodig. Je voelt het. Soms gaat het langs je heen, valt het in onvruchtbare aarde. Omdat je nu eenmaal net even niets gemeen hebt met het gevoel en het idioom van dat het gedicht. Geen man overboord.

Het volgende raakt je weer vol. Kan de taal zijn. Ik had liefdes in Baskenland en Hongarije en leerde wat van de talen. Hongaarse dichters, heerlijk melancholisch meestal, vroeger bij Poetry en afgelopen week de Bask Harkaitz Cano. Zijn woorden, of beter het gevoel en de klanken van het Euskadi, verkwikten me met herinneringen.

Suggesties

Poëzie vind ik mooi, en u ook, af en toe misschien. Het helpt zoeken naar antwoorden die we niet kennen, gevoel dat we maar moeilijk kunnen thuisbrengen. Troost, en schoonheid natuurlijk.

Ik snap niet dat we in deze tijd, terwijl de ongelezen prozaboeken zich opstapelen, niet veel vaker poëzie zoeken. Waarom kan ThePostOnline niet periodiek gedichten publiceren tussen al die waan van de dag, ‘nieuws’ dat voorspelbaar is en de kakofonie van inwisselbare meningen?

Zal ik het af en toe doen, om te beginnen? Suggesties?