Anton Dautzenbergs ‘Wie zoet is’: was dit maar fictie [Recensie]

09-10-2015 15:46

De nieuwe roman van A.H.J. Dautzenberg, ‘Wie zoet is’, ligt alweer twee weken in de boekenwinkels. P.F. Thomése waarschuwde de lezer alvast in zijn toespraak bij de presentatie in Amsterdam, want volgens hem is elk boek van de Tilburgse auteur “als een baksteen door de glanzende etalageruit van de Nederlandse winkel vol tevredenheid“. Dat de loopbaan van Dautzenberg regelmatig tot controverse heeft geleid is alom bekend, maar of we met ‘Wie zoet is’ wederom een baksteen in handen hebben, dat is eigenlijk nog maar de vraag.

Opletten geblazen

Het eerste dat opvalt is de vorm, of beter gezegd zijn dat de vormen, want net als in de voorgaande boeken van de auteur, kronkelt de vertelling van genre naar genre. ‘Wie zoet is’ manifesteert zich onder meer als dialoog, interview, blogcomment en brief. Het is, zoals we gewend zijn bij Dautzenberg, opletten geblazen. Die vormwisselingen zijn echter geen aanstellerig gejongleer met literaire kunstjes, maar staan volledig in functie van de thematiek.

Sinterklaasinterviews

Hoe sluit die thematiek aan bij het oeuvre van Dautzenberg? Het antwoord op die vraag blijkt niet bepaald evident te zijn. Het zwaartepunt van de roman blijft lange tijd zorgvuldig verborgen in het labyrint van genre- en perspectiefwisselingen. We lezen over een nogal neurotische man van middelbare leeftijd, die interviews afneemt bij zes verschillende mannen, die allen ooit als Sinterklaas hebben gefigureerd. De man publiceert deze interviews op een weblog. Geleidelijk aan wordt duidelijk, dat de man op zoek is naar één bepaalde ex-goedheiligman.

Dan begint het tweede deel van de roman. Vertelperspectief en vorm zijn veranderd. Een schijnbaar onschuldige man, die zichzelf ‘Nul’ noemt, zit vast in een hermetisch afgesloten kamer en schrijft brieven aan zijn partner, ene Theo. De Sinterklaasinterviews uit het eerste deel van het boek worden netjes uitgeprint onder de deur van de cel door geschoven. Blijkbaar wil zijn gijzelnemer dat de man de interviews leest…

Onmacht

Veel raadselachtiger kan een roman niet beginnen – en veel spannender ook niet. We weten: alleen doorlezen helpt. (Het boek leest dan ook als een trein.) Maar hoeveel bladzijden we ook aflezen en omslaan, we blijven alsmaar met die ene vraag zitten: waar ligt de klemtoon? De flaptekst blijkt als subtiele richtingsaanwijzer te fungeren. Die vertelt ons namelijk dat dit boek over ‘eenzaamheid, pijn en verlossing’ gaat, en dat het ‘herinneringen [op]roept aan de naturalistische klassiekers.’ Nu gaat er een belletje rinkelen: naturalisme betekent ‘race, milieu, moment’, of op z’n minst een op de achtergrond sluimerende onoverwinnelijkheid van het verleden, van onverteerbare herinneringen. Kortom: het zwaartepunt moet schuilgaan in een vorm van onmacht.

Trauma

Waar in ‘Wie zoet is’ treffen we onmacht aan? Wie het boek uitleest en dichtslaat, kan niet anders dan concluderen, dat onmacht overal in het boek aanwezig is, als thema. Dit verhaal gaat over een man, die ondanks, of juist dankzij zijn zoektocht naar verlossing, steeds verder wegzakt in zijn eigen wereld. Gaandeweg wordt duidelijk dat het in die wereld geen pretje is, dat daarbinnen ronduit gruwelijk dingen staan te gebeuren, verschrikkingen die ons soms bijna ertoe dwingen even te stoppen met lezen. Pas in het derde deel begrijpen we, dat we al die tijd voetje voor voetje zijn afgedaald in een zwaar getraumatiseerde geest, en dat de deur nu onherroepelijk achter ons is dichtgevallen.

Hoe komen we hieruit? Hoe verlossen we de protagonist, en nu ook onszelf, van het trauma – en wat houdt dat trauma eigenlijk precies in? Het heeft iets te maken heeft met Sinterklaas en kindermisbruik, maar veel inzichtelijker wordt het niet. Een ander probleem treedt daarentegen steeds nadrukkelijker op de voorgrond: in hoeverre is de man in wiens hoofd we verkeren, zelf werkelijk schuldig aan de verschrikkelijke plannen, die hij op het punt staat uit te voeren? Zijn die plannen vanuit een bepaald perspectief misschien zelfs gerechtvaardigd?

Schuld

Schuld kunnen we dan ook bestempelen als tweede thema van het boek. Het lijkt erop dat onmacht en schuld hier als twee woldraden onlosmakelijk met elkaar vervlochten zijn. De protagonist wil zich van zijn verleden verlossen, door ‘het Beest’ – degene die schuld draagt aan zijn trauma – op barbaarse wijze te offeren. We walgen van dit voornemen, maar we begrijpen de wraakzucht die erachter schuilgaat maar al te goed. De hoofdpersoon is iets vreselijks aangedaan in zijn jeugd, het ergste dat we ons kunnen voorstellen. We durven het bijna niet te denken, maar als het offer van het Beest de hoofdpersoon zal verlossen, is het dan niet beter, wanneer hij het plan zo gauw mogelijk tot uitvoering brengt?

Actualiteit

Des te pijnlijker is de confrontatie, wanneer we plotseling een hele reeks akelig realistische blogcomments voor de kiezen krijgen, waarin het geplande offer geestdriftig en in alle openheid wordt toegejuicht. We lezen onverbloemde doodsverwensingen aan het adres van het Beest, aan het adres van alle pedofielen (dus niet alleen kindermisbruikers), dreigementen die qua onmenselijkheid in niets onderdoen voor het wrede offer. Hier raakt de inhoud van het boek onverwachts direct aan de actualiteit: zoals de hoofdpersoon zich voorneemt om het Beest op gruwelijke wijze te offeren, om verlost te worden, zo roepen doodgewone Nederlandse mannen en vrouwen anno 2015, dat ze ‘die kankerpedo’s’ zullen castreren, ophangen, voor de kop schieten, laten wegrotten in ‘Auswitz’ of ‘ebola landen’, vernietigen, uitroeien… om verlost te worden.

Absurde realiteit

Als ‘Wie zoet is’ al een statement wil zijn, dan is dat in wezen niet een heel opzienbarend statement: schuld is zelden een simpele kwestie. Dit boek toont echter glashelder, hoe ver die waarheid op de achtergrond is geraakt in onze maatschappij, waarin over pedofielen en vluchtelingen gesproken wordt, als waren ze gewetenloze beesten. Of misschien moet ik schrijven Beesten, want de vele verwijzingen naar het Oude Testament en het boek Openbaringen, in combinatie met het actuele decor, maken heel goed inzichtelijk, hoe de mens door alle tijden heen in benauwde situaties direct weer op zoek gaat naar een zondebok (lees: een zwakke minderheid), om de collectieve frustraties op af te reageren. Vele Nederlanders hebben vandaag de dag heel fijntjes voor zichzelf uitgemaakt, waar de schuld ligt en wie er zullen boeten, en dat roepen ze trots en met de bijbehorende doodsbedreigingen van de (digitale) daken. We schrikken er eigenlijk al niet meer van, tot die absurde realiteit ineens in een roman verschijnt, en we haast verzuchten: was dit maar fictie.

Zondebokmechanisme

In het verlengde van zijn steunbetuiging aan pedofielenvereniging Martijn, kan ‘Wie zoet is’ worden gelezen als een poging van Dautzenberg om het zondebokmechanisme van binnenuit te verkennen, om aan te tonen hoe onrechtvaardig dat mechanisme is. De verschillende vormen en perspectieven in het boek, maken de verstrengeling van onmacht en schuld op knappe wijze inzichtelijk. De lezer voelt een steeds diepere afkeer voor de protagonist, en toch zijn er momenten waarop medelijden meer op zijn plaats lijkt. ‘Uiteindelijk rest er maar één vraag,’ vermeldt de flaptekst, ‘is hij een dader of een slachtoffer?’ Het blijkt vrijwel onmogelijk om die vraag te beantwoorden (wederom puur naturalisme), en die complexiteit steekt des te feller af, bij de huiveringwekkende vanzelfsprekendheid waarmee de mens soms het recht in eigen hand neemt.

Broodnodige nuancering

Dautzenberg levert weer een puur literaire roman af, waarin de lezer het tot de laatste pagina zonder vaste grond onder de voeten moet stellen. Toch is het ook een warm en menselijk boek, dat bij vlagen weet te ontroeren, en bij nader inzien eigenlijk vanaf de eerste pagina lijkt op te roepen tot zachtmoedigheid, vriendelijkheid en gelijkmoedigheid, ‘het triumviraat van de barmhartigheid.’ Juist in het aanzicht van onze onmacht en schuld, moeten we boven alles medemenselijk blijven, in plaats van onze frustraties op elkaar te botvieren. Nee, een baksteen is dit boek niet: ‘Wie zoet is’ is vooral een nuancering, een subtiele maar broodnodige nuancering.