Recensie

Jacques Koch, Hoop: Het echte verhaal wordt de lezer onthouden

11-11-2015 13:49

Jacques Koch (1965) heeft in Hoop nauwelijks moeite gedaan de kwezelige afslankmiddelen-zwendelaar Richard ook maar van een greintje sympathie te voorzien. Wél is het een bewonderenswaardig streven, een verhaal construeren rondom een antipathieke hoofdpersonage, maar het gevaar van desinteresse bij de lezer ligt op de loer.

hoopDe negendertigjarige Richard Jippe heeft zijn vaders afslankmiddelenhandel in de maag gesplitst gekregen. Via een noodlijdend nachtelijk tv-kanaal, met wanstaltige spotjes die doen denken aan Jiskefet, wordt een poging gedaan de windhandel in de vorm van pillen en poeders aan de man te brengen. Het bedrijf heeft een nieuwe impuls nodig, net als Richards relatie die op het punt van uiteenbarsten staat. Enter: de mooie Sophie Mortier. Ooit was ze een briljante journaliste en televisiepresentatrice die na een compleet verzonnen verhaal over een ontvoering via een achterdeurtje het strijdtoneel heeft verlaten. Ze wil een comeback maken. Richard, verblind door Sophie’s charmes, aarzelt niet en neemt haar in dienst als presentatrice. Sophie blijkt haar eigen agenda te hebben en manipuleert de boel.

Te lange aanloop

Koch neemt naar mijn smaak een te lange aanloop om het vrijwel failliete bestaan van zijn hoofdpersonage in de verf te zetten. Tegen de tijd dat de confrontatie met Sophie de nodige spanning in het verhaal brengt, vraag ik mij af hoeveel lezers het nog iets kan schelen of totaallul Richard zijn bedrijf nog weet te redden, stinkend rijk en gelukkig wordt of zichzelf van de Domtoren stort.

Waarom Richard zijn vriendin Ellen zo onaangenaam bejegent, blijft onopgehelderd. Werkstress? Depressie? Midlife-crisis? De vele overbodige dialogen geven geen extra inzicht in wat de auteur ons keer op keer letterlijk voorschotelt: Richard voelt zich altijd beroerd, hij kampt na een val op zijn hoofd continu met hoofdpijn en duizeligheid – waarvoor hij steeds meer zware pillen gaat slikken. Richard weigert zich bij een arts te laten onderzoeken en hij gaat alsmaar gebukt onder “De sombere notie dat hij eigenlijk nooit iets had voortgebracht wat de moeite waard was…”.

Toch voelt Richard de behoefte zich te verlekkeren aan andere vrouwen. Zijn drang naar vreemdgaan, strookt niet met zijn wankele fysieke en mentale status. Het maakt hem ongeloofwaardig, bijna tot een karikatuur. Af en toe zien we een glimp van hoe Koch in staat is Richard wel van een sprankje menselijkhied te voorzien. Bijvoorbeeld wanneer hij beschrijft hoe Richard aankijkt tegen de kinderwens van zijn vriendin, die nog niet is uitgesproken maar onvermijdelijk, als een zwaard van Damocles, boven hun relatie hangt:

“Dit voorjaar werd Richard veertig en soms vroeg hij zich af of hij officieel afscheid moest nemen van het soort leven dat hem nooit ten deel was gevallen en waarvan hij zich niet kon herinneren dat hij ernaar had verlangd.”

Hoop mist teveel van dit soort mooie, krachtig gestyleerde zinnen die het potentieel van de auteur even vanonderuit de diepte door het dunne, gladde ijs van het verhaal doen schijnen.

Sprankjes hoop in een mistroostige wereld

Koch strooit in zijn beschrijvingen van kledingstukken en objecten kwistig met het kleurenpalet van meditatief televisieschilder Bob Ross: Pruisisch blauw, wijnrood, karmozijnrood, bloedrood, dieproze, cherubijnroze, bronsgroen, geelgroen, zwavelgeel, loodgrijs. Het lijkt alsof Koch zich af en toe wil verlossen van de grauwe somberte waarin hij zijn eigen creaturen laat ronddolen door af en toe te grijpen naar een vrolijke tint. Sprankjes hoop in een mistroostige wereld van leugens en bedrog.

Maar de kleuren vormen eerder dissonanten en zorgen voor een kluchtig effect. Hetzelfde geldt voor Kochs overmatige drang naar quasi-literaire spitsvondigheden, zoals “Het weer stoeide met het jojo-effect” en, over Richards hoofdpijn, “dan kwam dat door de conga- en bongoklasjes die duelleerden op de flanken van zijn frontale kwab.”

Ongeveer op de helft van het boek confronteert Koch de lezer met deze profetische dialoog:

“Het einde valt wat tegen”, zei Sophie.

“Dat valt bijna altijd tegen”, zei Richard..

Dat het einde van Hoop wat tegenvalt, komt omdat al het voorgaande in feite voorspel was. Tweehonderd pagina’s beschrijvingen, andectodes, interessante feitjes, verhaallijnen, krantenknipsels, familieverbanden en vriendschappen, die als honderden puzzelstukjes in elkaar haken, maar slechts een tweedimensionale afbeelding vormen.

Het echte verhaal

Hoop raakt een keur aan boeidende en actuele, sociaal-maatschappelijke thema’s aan, zoals journalistieke manipulatie en bedrog (onlangs nog in de Volkskrant), mediageilheid, obesitas, de obsessie met slank zijn, dwepen met sterrendom, overspel, mannen zonder kinderwens en drang naar succes en rijkdom. Genoeg stof tot nadenken, maar het ontbeert Richard, Ellen en Sophie aan psychologische diepgang om deze thema’s van een gekwelde emotionele waarde te voorzien die de lezer doet beseffen dat het menens is. Zo wordt het echte verhaal de lezer onthouden.