‘Brieven uit Genua’ – Ilja Leonard Pfeiffer draait heerlijk door

13-03-2016 16:00

Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is een schrijver, die het vrij zeldzame talent bezit om, zeker in zijn proza, de ene zin volkomen logisch op de andere te laten volgen. Als je ‘instapt’ in zijn boeken is het alsof je een hogesnelheidstrein betreedt die vanzelf op gang komt en het enige dat je als lezer vervolgens hoeft te doen is te gaan zitten en van het uitzicht genieten. Hij is daardoor te rubriceren als een echte, klassieke schrijver: Pfeijffer doet alles zelf, hij bouwt zelf de trein, hij is zelf machinist en tijdens de treinreis verlegt hij zelf de rails als hij dat nodig acht.

Van de eerste tot de laatste bladzijde eindbaas

Hoezo schrijver en lezer ‘bepalen samen de betekenis’? Hou op, zeg! Ilja is van de eerste tot de laatste bladzijde eindbaas. (Zijn oeuvre is het bewijs van een dictatoriale lust tot fabuleren.) En als hij daarbij steken laat vallen, is hij de eerste om dat te constateren alvorens een lezer de kans te geven zijn muil open te trekken. Een recensent vatte ooit een boek van hem samen onder het woord ‘machtsvertoon’, en dat lijkt me een uitermate toepasselijke kwalificatie van het verpletterende overwicht op de lezer dat hij nastreeft. Zelf raakte ik, als eenvoudige doctorandus in de obscure literatuurwetenschap, ooit diep onder de indruk van de glasheldere en overtuigende wijze waarop hij de poëzie van de gelauwerde dichter Rutger Kopland zonder ogenschijnlijk enige rancune demonteerde en zonder ogenschijnlijk enig leedvermaak bij het vuilnis van de geschiedenis wierp, niet in dienst van een persoonlijke afrekening, maar als noodzakelijke, hygiënische operatie om quasidiepzinnigheid van echte poëzie te scheiden. (Een stuk dat de betreffende dichter als een mokerslag getroffen schijnt te hebben.) Enfin, helemaal objectief ben ik dus niet aan Pfeijffer’s laatste megaboek, ‘Brieven uit Genua’, begonnen. Maar welke recensent durft nog met droge ogen te beweren dat hij of zij ‘objectief’ is?

Wel of geen tijdsverspilling

Genua Pfeijffer coverDe cruciale vraag die tegenwoordig boven elk boek hangt en zeker boven een particulier en eigengereid egodocument als ‘Brieven uit Genua’: mis je iets essentieels als je het voorbij loopt? Ben je op wat voor manier dan ook gehandicapt als je er geen blik in werpt? Deze vraag is onmogelijk met een simpel ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Het enige dat je kunt zeggen is dat er heel weinig Nederlandse schrijvers zijn, die, zoals Pfeijffer, moeiteloos zevenhonderd plus pagina’s over zichzelf kunnen schrijven, zonder dat het ergens saai of larmoyant wordt. En dat de lengte van het boek, tezamen met de schrijver zelf, een krachtig statement vormen tegen de dominante hapsnap cultuur. Of het nu over de speeltuin gaat waar hij vroeger speelde, over zijn eerste (en latere stappen) op het liefdespad, over zijn bezoek aan de Koning, over de aanslag op Charlie Hebdo, over zijn geliefde stad Genua of over de wetenschappers waar hij ooit tegenop keek: Pfeijffer is er gewoonweg niet toe in staat ergens een slordige of wollige zin op los te laten. Alles wordt uitvoerig en met smeuïge terzijdes een observaties opgediend. Dat constant hoge niveau van betogen en fabuleren, is een belevenis op zichzelf. En hoewel het boek te lezen valt als een schandalig uitgedijd document ter zelffelicitatie – Pfeijffer is bijna zonder uitzondering zeer complimenteus over zijn persoontje – geeft hij de lezer steeds net op tijd een knipoogje met de onderhuidse mededeling: ‘erg, hé, al die zelfpromotie, maar wat hebben we in godsnaam aan valse bescheidenheid?’.

Wie zich de moeite getroost ‘Brieven uit Genua’ in zijn geheel te lezen, leert een man kennen die erudiet, dorstig, grappig, gulzig en mateloos taalvaardig is en geen enkele reden ziet zich voor een van die eigenschappen te schamen. Integendeel. De suggestie die ‘Brieven uit Genua’ ademt, is dat we types als Pfeijffer moeten koesteren; hij zou wel eens één der laatsten kunnen zijn die het slappe excuus van ‘een specialisme’ links laat liggen en heel de wereld wil omvatten, gelijk een puber, maar ook: gelijk een homo universalis. Niet voor niets is hij gepromoveerd classicus.

Succeshaat in de Volkskrant

Natuurlijk is het in Nederland uiterst gevaarlijk machtsvertoon tentoon te spreiden en een standbeeld voor jezelf op te richten. Volkskrant-recensent Arjan Peters reageerde op ‘Brieven uit Genua’ met de denigrerende term ‘selfiesticklectuur’, liet er, waarschijnlijk als plagerijtje, een rottige foto van de auteur bij plaatsen en koos wat mindere citaten uit ’s mans oeuvre, ten bewijze dat hij heus niet zo geweldig is als hijzelf denkt. En vooral zichzelf dronken voert, daar in het onkritische Italië. Dat mag, natuurlijk. Maar een schrijver die zijn ontluikende liefde voor een vrouw als volgt kan beschrijven, haalt hopelijk zijn schouders op over een in bruinig grachtengordelwater geschreven haatrecensie van meneer A. Peters.

 

“Maar nu ligt mijn ongebutste kuras als een hoop schroot onder de keukentafel. Mijn maliënkolder heb ik in de hoek geschopt. Mijn leren borststukken heb ik afgerukt en uit het raam gegooid. Het brandwerende onderhemd heb ik van mijn lijf gescheurd en in een vuilniszak gepropt. En ook mijn huid heb ik afgestroopt. Hij ligt als een verfrommeld vod tussen de lege flessen. Ik heb mijzelf met volle overgave volledig op het spel gezet. Willens en wetens ben ik weerloos tegen Stella’s woorden, haar gebaren en haar oogopslag. Een hand op mijn hand kan mij helen en een blik kan mij knakken. Het maakt mij intens gelukkig om haar blij te zien en intens verdrietig, om niet te zeggen wanhopig, als ik het idee heb dat ik per ongeluk iets verkeerds heb gezegd, zoals toen ik zei dat ze te veel had betaald voor de rozen die ze van de zwarte straatverkoopster had gekocht, of gedaan, zoals toen ik een keer in mijn slaap in haar gezicht had gehoest. En ik ben bang. Het is goed zo. Het was tijd. Het is niet zo makkelijk als je denkt om iets te voelen. Er is moed voor nodig.”

 

Ik beken, ik houd van de mateloze auteur Ilja Leonard Pfeijffer. En na ‘Brieven uit Genua’ nog meer dan daarvoor.

Brieven uit Genua’, Ilja Leonard Pfeijffer, De Arbeiderspers, 704 pagina’s, 21,50 euro