Recensie

Dichters uit de bundel: een persiflage op een bloemlezing

14-10-2016 12:21

Voor me ligt een heel gek boek. De titel is Dichters uit de bundel. De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. Het telt 656 pagina’s en vertelt over zichzelf, op de achterflap, dat het “de meest recente periode en de vernieuwingen van de hedendaagse Nederlandstalige poëzie in kaart” brengt en toont “hoe de dichter zich tegenwoordig steeds meer buiten de bundel profileert.”

Ook meldt het dat het een “niet-canonvormende bloemlezing is, met een overzicht van klassieke gedichten waarvan iedereen wel een of meer regels kent. Zoals de Mei (uit 1889) van Gorter en  ‘de regel ‘voor wie ik lief heb wil ik heten’ van M. Vasalis.”
Ho! Stop! Het is ‘voor wie ik liefheb’, dus aan elkaar vast, maar idioter nog: dat is een dichtregel van Neeltje Maria Min!

Humbug

Als je vervolgens het boek openslaat wordt het al gekker: de maarliefst 30 bladzijden tellende inleiding is een opeenstapeling van humbug, pure misleiding, leentjebuur spelen zonder bronvermelding, verkeerde jaartallen bij boeken en gebeurtenissen, foutief weergegeven namen, enzovoort, enzovoort.

Crux van het betoog van de twee samenstellers, Chretien Breukers en Dieuwertje Mertens – over hen later meer –  is dat deze bloemlezing ‘een canonvormende bloemlezing’ is ‘die tegelijkertijd een niet canon-vormende overzichtsbloemlezing vormt’, die ‘een portret geworden is van (een deel van) de canon én een tijdsbeeld werd’. Hè?

Oplages

Ook zeggen ze dat ‘door het optreden op podia de poëzie wezenlijk veranderd is’ en dat ‘de nadruk ligt op dichters die vanaf circa 1990 als performers opereren’.

En ze stellen dat dichtbundels niet verkopen, in extreem lage oplages verschijnen en dat herdrukken een grote zeldzaamheid zijn. Vermoedelijk hebben ze het hier over de bundels van een van de samenstellers: Chrétien Breukers (1965) is namelijk een dichter zonder herdrukken, wiens bundels altijd in kleine oplages verschenen.

Dit in tegenstelling tot werken van tamelijk veel andere dichters: neem Tjitske Jansen (1971). Haar in 2003 verschenen Het moest maar eens gaan sneeuwen beleefde in 2016 de 22ste druk. Menno Wigmans (1966) dit jaar verschenen bundel Slordig met geluk telt reeds vier drukken. Lars van der Werf (1987) had begin dit jaar al 20.000 exemplaren van z’n eerste twee bundels verkocht. Herman de Coninck (1944-1997), van diens in 1998 verschenen verzamelde gedichten kwam de 18de druk in 2014 uit. Vorig jaar debuteerde Marieke Rijneveld (1991) met Kalfsvlies, waarvan in oktober dit jaar, dus nu, de 6de druk verscheen. Rutger Kopland (1934-2012), Verzamelde gedichten, 7de druk 2016. M. Vasalis (1909-1998), Verzamelde gedichten, 9de druk 2016. En inzake Neeltje Maria Min (1944): de 24ste druk van haar debuutbundel uit 1966 zag het daglicht in 2008. Enzovoort.

Tot zo ver de ‘inleiding’ – wie geïnteresseerd is in een uitgebreide becommentarieerde versie kan hier terecht.

Periodes

Dan, de opbouw van het boek. Het is onderverdeeld in periodes. En die zijn nogal gek. De eerste periode beslaat 1890-1900. Maar wat doet de dan al negen jaar overleden Jacques Perk (1859-1881) in die periode? En waarom staat er in dat tijdsvak wél een gedicht opgedragen aan Guido Gezelle (1830-1899), maar géén gedicht van deze priester-dichter zelf? Algemeen wordt hij beschouwd als een van de grondleggers van de moderne Vlaamse poëzie. Hij heeft klassieke dichtregels geschreven, dus zou niet mogen ontbreken in een  – wat was het ook al weer ? –  canonvormende bloemlezing, die  een niet canon-vormende overzichtsbloemlezing vormt.

Maar het wordt nog gekker. De periodes zijn als volgt onderverdeeld. 1890-1900; 1900-1920-1920-1940, etcetera. Heeft dan niemand in het hele productieproces geroepen: ‘Ho! Stop! Dit klopt niet!’?

Kennelijk niet, anders was het wel 1890-1900 en 1901-1920, 1921-1940 dan wel 1890-1899 en 1900-1919 (enz.) geweest.

Ontbrekende dichters

De gekte is nog niet voorbij. De afzonderlijke dichters worden in willekeurige periodes gesitueerd. Meestal aan de hand van het jaartal waarin hun debuutbundel verscheen, maar soms ook niet. Een aantal gekozen gedichten is onlosmakelijk aan een bepaalde periode gebonden, zoals de klassiekers van Jan Campert (1902-1943) Het lied der achttien dooden (in het boek gemoderniseerd tot Het lied der achttien doden) en het titelloze Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht (in deze bloemlezing opgevoerd onder de titel Rebel). Deze twee horen hoe je het ook wendt of keert in de era 1940-1950, beter nog, in 1940-1945. Maar nee hoor, het olijke bloemleesduo vindt dit typische jaren-dertig-gedichten.

En zo zijn er legio voorbeelden te noemen van gedichten die in deze anthologie zeer gek geplaatst zijn. Maar veel gekker nog is het grote aantal gedichten, of beter gezegd, het aantal dichters dat ontbreekt. ‘t Is tevergeefs zoeken naar tal van namen van dichters die een belangrijke rol hebben gespeeld,  in zowel boeken, als op festivals, in kranten, op radio en t.v. – ook lang vóór 1966.

Geen keerpunt

In dat jaar zien Breukers en Mertens een keerpunt in de Nederlandstalige poëziegeschiedenis. Dit vanwege Poëzie in Carré, een groot dichtfestival. Zij denken dat dit de eerste manifestatie van dichters op een podium was. Larie – al in de jaren twintig en dertig waren er drukbezochte poëzie-evenementen, waar velen voordroegen uit eigen werk, voor een groot publiek. En ook via radio – en later televisie – drong menig dichter de huiskamers binnen.

En dan zwijg ik nog over de kranten. Vol verwondering bericht het bloemleesstel dat in de afgelopen jaren gedichten van de Belgische en Nederlandse Dichters des Vaderlandsen in kranten werden afgedrukt. Uit de bundel dus. Nieuw! Maar als ze de moeite hadden genomen in de krantenarchieven te duiken, dan hadden ze ontdekt dat dichters als – eerst – J.H. Speenhoff (1869-1945) en – later – J.P.J.H. Clinge Doornbos (1884-1978) vanaf het begin van de 20ste eeuw decennialang als huisdichters van De Telegraaf fungeerden, met gelegenheidsgedichten. En ook bij andere kranten waren dit soort huisdichters te vinden. Niks nieuws onder de zon dus.

Beide dichters waren ook actief op ‘de podia’ – Speenhoff had zelfs een succesvolle tournee door Nederlands Indië, in 1929-1930. And how about this: “Zondagmorgen in Carré. Revolutionnaire poëzie” (Het Volk, 17 maart 1932). VARA-Radio, zondag 23 maart 1930: “Dichters der opstandigheid. Achtereenvolgens treden op: Jef Last, Freek van Leeuwen, David de Jong Jr., Henk Eikeboom, Garmt Stuiveling, Frits Tingen, François Pauwels, S. Bonn. Ingeleid door Martien Beversluis.” Een aantal van deze performers heeft klassieke gedichten geschreven – niets van of over hen is terug te vinden in Dichters uit de bundel.

Ja, maar, de focus van deze bloemlezing ligt toch op de laatste 25 jaar?

Onjuistheden

Ja, dat beweren de bloemlezers. Maar ze beweren wel meer. Zoals dat het boek 400 moderne Nederlandstalige gedichten zou bevatten. Maar wat doet de door Henriëtte Roland Holst (1869-1952) uit het Frans vertaalde tekst van De Internationale dan in dit boek? Of de handvol uit het Afrikaans vertaalde gedichten? Of het van origine Friestalige gedicht van Tsjêbbe Hettinga? Om het helemaal onbegrijpelijk te maken: dat het om vertalingen gaat zal een doorsnee-lezer niet in de gaten hebben – de originele versies staan niet in het boek afgedrukt en enkel zorgvuldige bestudering van de in minieme letters afgedrukte verantwoording wijst uit dat het om overzettingen uit niet-Nederlandse talen gaat. En dan zwijg ik nog over een in het boek opgenomen Engels- en Spaanstalige songtekst van de groep ‘De Jeugd van Tegenwoordig’.

Jaren tachtig

Enfin – zap ik door naar de jaren tachtig. Bijna veertig bladzijden met gedichten die om onduidelijke redenen in die periode geplaatst zijn. Normaliter kan je in een bloemlezing aan de hoeveelheid pagina’s die per dichters wordt besteedt aflezen wat het belang is dat de samensteller(s) aan die dichter hechte(n). Voor 1980-1990 levert dat in Dichters uit de bundel op:

Jana Beranova, Adriaan Bontebal, Wim Brands, Bart Brey, Dalstar, Maarten Doorman, Charles Ducal, Arjen Duinker, René Huigen, Esther Jansma, Johan Joos, Kristian Kanstadt, K. Michel, Victor Vroomkoning, Coenraad de Waele, Rogi Wieg: 1 pagina.

Jaap Blonk, Pieter Boskma, Elma van Haren, Ineke van Mourik, Joost Zwagerman: 2 pagina’s.

Starik: 3 pagina’s.

Tom Lanoye: 4 pagina’s.

Dirk van Bastelaere: 15 pagina’s.

Waarom ik deze periode uitlicht? Vanwege de ruimte die voor Dirk van Bastelaere (1960) uitgetrokken is. Maar liefst vijftien pagina’s voor iemand die vooral als polemisch essayist met omstreden politieke ideeën bekend staat? Vreemd. Nog vreemder is dat hij als de belangrijkste Nederlandstalige dichter van de afgelopen 125 – honderdenvijfentwintig! –  jaar gepresenteerd wordt – geen enkele andere dichter krijgt zoveel ruimte.

Chrétien Breukers

Het wordt nog merkwaardiger – ik snel door naar de periode 2000-2010. Ook daar wordt voor de meeste dichters één à twee pagina’s uitgetrokken. Behalve voor Andy Fierens (1976): 9 pagina’s. Nu gun ik hem, evenals Dirk van Bastelaere, alle ruimte in de wereld. Dat is het punt niet. Want Fierens, internationaal opererend Belgisch podiumbeest, juist terug van een tour door Canada en Japan, ligt net als Van Bastelaere niet bepaald goed in bepaalde contreien van het Vlaamse literaire landschap.

En precies dat is de reden waarom zowel aan hem als aan Van Bastelaere deze overdaad aan ruimte toebemeten is. Niet vanwege hun dichterlijke merites, maar om één van de samenstellers, Chrétien Breukers, terug op de kaart te zetten. Na de onthullingen over ‘s mans wandaden was hij van die kaart verdwenen. Reken maar dat over de positionering van Van Bastelaere en Fierens in Vlaanderen de pleuris zal losbreken – en dat ligt niet aan deze twee dichters, die hierbij als onwetende pionnen misbruikt zijn, maar aan Breukers.

Facebook-gedichten

Het wordt nog gekker: de samenstellers gaan er prat op dat ze ook op Facebook naar gedichten gezocht hebben. Wie de verantwoording napluist komt op precies één dichter uit die daar getraceerd werd: ene Argibald, alias Willem Bentvelzen (1981). Van hem zijn twee gedichten opgenomen, eentje van zevenentwintig woorden en eentje van zeven. Het zevenwoordige gedicht speelt zich af in twee regels (exclusief titel), waarvoor  één pagina is uitgetrokken. Het luidt:

 

Volkspoëzie

Denk ik aan Anita

ruik ik frikadellen

 

Geniaal in z’n eenvoud, vernieuwend vanwege het ontbreken van interpunctie? Of gewoon; een lullig versje dat iemand op Facebook heeft gezet en alleen daar tot zijn recht komt? Wie het weet mag het zeggen. Wat ik wel weet is dat de altijd optimistische dominee-dichter Jaap Zijlstra (1933-2015), de eerste gereformeerde dominee die openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkwam, tot vlak voor zijn dood vrijwel dagelijks nieuwe en vaak sterke gedichten op Facebook postte –  van hem ontbreekt in dit curieuze boek elk spoor.

Wie ook ontbreekt is de Vlaamse dichter Jee Kast. In 2014 werd hem door samensteller Dieuwertje Mertens gevraagd om een gedicht voor deze bloemlezing aan te leveren. Hij stuurt in en hoort vervolgens niets. Dan verschijnt het boek, zonder zijn gedicht. Hij informeert bij Mertens, en krijgt als antwoord: “Ik vind het ongelooflijk vervelend, maar ergens is blijkbaar iets mis gegaan, waardoor je uit de bloemlezing bent gevallen.” Dichters uit de bundel – precies.

Geen recensie-exemplaar

Tot slot: het is veelzeggend dat uitgeverij Marmer, de eindverantwoordelijke voor dit wanproduct, me ondanks twee verzoeken niet wilde voorzien van een recensie-exemplaar.

Over Breukers kan ik maar beter verder zwijgen. De man is een charlatan. Als uitgever bestal hij z’n drukkers, dichters en vormgevers. Als officieus stadsdichter van Utrecht verduisterde hij subsidiegelden. Als hoofdredacteur van weblog De Contrabas voerde hij – om vaak ondoorgrondelijke redenen –  jarenlange lastercampagnes tegen tal van poëten. En als bloemlezer… Tsja.

Maar Dieuwertje Mertens, Parool-journalist en docent journalistiek aan de Hogeschool Utrecht, da’s een verhaal apart. Waarom zij, ondank alle verontrustende signalen over Breukers wanpraktijken, toch koos voor samenwerking met deze beroepsoplichter, dat is een vraag die alleen zij kan beantwoorden. Een vraag die ik haar overigens niet mag stellen, want Marc van Gisbergen, de uitgever van dit boek, verbood mij al in 2014, toen bekend werd dat deze bloemlezing zou verschijnen, om contact met haar op te nemen. Weird-weirder-weirdst.

Resumerend: Dichters uit de bundel is geen bloemlezing. Het is een persiflage op een bloemlezing.

Alternatieven

Doch niet getreurd: er zijn alternatieven. Medio november 2016 verschijnt De Nederlandse poëzie van de twintigste en eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Deze door Ilja Leonard Pfeijffer samengestelde overzichtsbloemlezing is de directe opvolger van De Dikke Komrij, waarvan de laatste herziene editie in 2004 verscheen. Nu kan je veel over Pfeijffer zeggen – zelf ben ik absoluut geen fan van de man – maar één ding staat buiten kijf: hij is een ervaren en gedegen bloemlezer. De Dikke Pfeijffer gaat 25 euro kosten (pdf).

Voor wie niet wachten kan beveel ik de ándere grote overzichtsbloemlezing aan; het door Jozef Deleu samengestelde 600 gedichten over leven, liefde en dood. Nieuw groot verzenboek. Lannoo / Meulenhoff, Tielt / Amstedam, 2015. 690p. Achttiende herziene en uitgebreide druk. 29,99 euro.

En voor wie ondanks bovenstaande toch de besproken bloemlezing wil aanschaffen; dit zijn de details: Dichters uit de bundel. De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. Samenstelling Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens. Marmer, Baarn, 2016. 656p. 29,95 euro

Zie verder ook hier.

 

Bart FM Droog is samensteller van de Nederlandse Poëzie Encyclopedie. In die hoedanigheid heeft hij inmiddels meer dan  600 Nederlandstalige poëziebloemlezingen uit de periode 1900-2016 onderzocht.

 

 

zz_dichters_uit_de_bundel_400_gedichten_groot