Opinie

Rotterdam Zuid: Door politiek en media bij de neus genomen

05-12-2016 20:38

Rotterdam Zuid. Daar waar ik geboren ben. In de Hendrick Croesinckstraat. Hendrick was Heer van Benthuizen en werd rond 1520 geworpen door Sandrina van Kruiningen na te zijn bevrucht door haar eega Jacob Croesinck.

In 1594 passeerde de laatste longinhoud Hendrick zijn luchtpijp. Zacht fluitend tussen zijn verweerde voortanden door. Zoals de koele najaarswind die wervelend langs de afgebrokkelde en scheefgezakte grafzerken uit de nog steeds woedende tachtigjarige oorlog danste. Vierenzeventig jaren jong. Ik moet het onder de knoet van de huidige farmaceutische- en voedingsterreur nog maar zien te halen.

Iedereen kende elkaar

Een volksbuurt geplaveid met kleine straatklinkertjes. Overdwars op trottoir en straat geklopt. Met stoepranden van dof blauw basalt die na een regenbui glimmend schitterden in de zonnestralen en glad waren als de binnenkant van een gerookt palingvel. Uit de tochtige gleuven van de verveloos klemmende voordeuren hingen morsige touwtjes om het nageslacht, dat na de bevrijding staccato werd verwekt, de gelegenheid te geven om zich, na er een ruk aan te geven naar binnen te wurmen. Dat ging allemaal zo en niemand haalde het in zijn hoofd om ongevraagd ergens naar binnen te dringen. De melkboer en de bakker trokken er na te zijn uitgenodigd, met enige regelmaat aan en dat leidde niet zelden tot een ongewenste gezinsuitbreiding, waarbij een afwijkende haarkleur vraagtekens bij de goegemeente opriep. Over tochtige gleuven gesproken…..

Het publieke geheim dat alle vrouwen uit de buurt met zich meedroegen bereikte zelden de mannen, behalve de glazenwasser, die zo af en toe tijdens het kuisen van de dunne siliciumlaag even vergat dat hij zich wiebelend op grote hoogte bevond. De gammele en krakende keukentafel of de piepend uitgesleten fauteuil achter het glas vroeg soms zijn visueel- en audiogerichte aandacht en leidde zo nu en dan tot opperste verwarring. Het was een markt aan de onderkant van de samenleving van vraag en aanbod. Vele echtgenoten hielden zich onledig met het in de kroeg verborrelen van hun karige weekloon. Hier werd ook het werk voor de volgende dag verdeeld en het zuurverdiende loon rap weer uitgegeven. Dus moesten er door sommige vrouwen neveninkomsten worden veiliggesteld om het kroost te kunnen voeden en kleden. Sommigen waren wasvrouw. Een heftig maar eerzaam beroep met zware wasketels op het stadsgas met soda, groene zeep en bleekwater als middelen om het met remsporen en zweetplekken verrijkte textiel te neutraliseren.

Elk jaar op 5 mei werd er een groot bevrijdingsfeest gehouden. Men hing dan luidsprekers met vlaggen en wimpels uit de ramen en danste door de straten heen. Het was een homogene gemeenschap met een uitgebreide sociale controle waar iedereen elkaar kende. Gezinnen met acht kinderen waren niet zeldzaam en kapotjes waren blijkbaar prijziger dan tabak en vloeitjes. Want roken deden ze als een schoorsteen. Een wip zonder regenjas was simpeler dan het paffen van een peuk zonder vliesje Mascotte.

De kinderen speelden tot na zonsondergang altijd op straat

Mijn overgrootvader pruimde altijd tabak en spuugde de uitgekauwde resten feilloos met een donkerbruine straal de kwispedoor in die onder zijn leunstoel stond geparkeerd. Met een zwierige haal trok hij deze er onder vandaan en miste nooit. Behalve enkele spetters die mijn opoe met een vochtige doek van de vloer dweilde. Ik noemde haar opoe koekoeksklok omdat er elk half uur een koekoek boven de wijzerplaat verscheen. Maandverband bestond er toen niet en de vrouwen gebruikten lappen katoen in hun tent om het maandelijkse ongerief te absorberen. De lappen werden na een intensieve wasbeurt in de soda en het bleekwater regelmatig hergebruikt.

‘De kinderen speelden tot na zonsondergang altijd op straat’

De kinderen speelden tot na zonsondergang altijd op straat. Er was ruimte genoeg. Bijna niemand had een gemotoriseerd vierwielig stinkend ijzeren voertuig. De zeldzame uitlaatgassen welke de atmosfeer in werden geblazen, vonden wij, wanneer we dit via ons reukorgaan opsnoven, een bedwelmend sensationele ervaring. Men was al blij om een fiets te bezitten en daarmee naar het werk te kunnen trappen. Overigens wel voorzien van reparatiespullen, verpakt in een lederen tasje hangend aan het zadel, want de banden waren poreus en uitgedroogd.

Er was vet in de handel om ze er aan de buitenkant mee in te smeren en zo de levensduur nog wat te verlengen. Soms werd er, wegens gebrek aan middelen, vet van uitgebakken spek gebruikt. Maar dan diende de vélo wel hoog te worden gehangen, want niet zelden stonden er de volgende ochtend tandafdrukken van nachtelijke bezoekers in met flarden rubberresten rond de velgen.

Desalniettemin liet de kwaliteit zwaar te wensen over en om de haverklap reed er wel iemand plat. Dat zou ook wel eens het geval geweest kunnen zijn met het rubber waarmee getracht werd de geboortebeperking in de hand te houden.

Een renovatieprogramma voor de hele buurt

In de straat stond een school met een stevig smeedijzeren hek, gevat in een dikke gemetselde muur. De naar buiten gebogen tralies liepen uit in gevaarlijk puntige uitsteeksels en hielden ongewenste bezoekers buiten. In de nadagen van de oorlog is er ooit een mof aan opgehangen. Met een traliepunt hoog in zijn rug gestoken, uitlopend in de ruime van zijn schedel. Tegen de muur stonden oudere jongens vaak te peunen of te hokkieknarren. Door alle deelnemers werden er knikkers bij de muur gelegd en vanaf een paar meter afstand moesten ze met een ronde ijzeren kogel uit het hokje worden gegooid. Na een goede worp mochten zij de weggevlogen knikkers in hun zak stoppen. Sommigen werden aan splinters geknald en verhuisden na een paar nieuw gecreëerde vloeken de straatput in.

Een citadel in de krochten van de linker Maasoever

Ook verdween er wel eens een kogel in de put. Dan werd er ergens een hark opgeduikeld en werd hij onder luid gejuich weer opgevist. Het stenen muurtje was na vele jaren door intensief massief ijzeren bombardementen volledig uitgehold. Het gebouw was robuust opgetrokken met hoge ramen en glimmend geglazuurd blauwe dakpannen als een citadel in de krochten van de linker Maasoever.

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw is het in opdracht van onze linkse bestuurders gesloopt en vervangen door een moderner gebouwtje dat een onderwijsinstelling diende voor te stellen. Dit paste in een renovatieprogramma voor de hele buurt dat danig aan het aftakelen was en werd ingenomen door nieuwe bewoners uit het Midden Oosten. Stilaan verkleurde de wijk in een volledig andere samenstelling en nu waan ik mij er in een stad zoals Diyarbakir of Mersin in het oosten van Turkije.

Op mijn vélo door mijn oude wijk

De stad van mijn jeugd bestaat niet meer en er wordt bijna geen Nederlands meer gesproken. De weemoed slaat nog wel eens toe wanneer ik sporadisch per fiets de Groene Hilledijk kruis richting De Harp (Erasmusbrug) om de Maas over te steken. In mijn prille jeugd volgde het Stoomtreintje van de RTM (moordenaar) het traject richting Dordtsche Straatweg, waarna het uitwaaierde richting Oostvoorne, Hellevoetsluis/Stad aan het Haringvliet en de Hoeksche Waard. De stank van de verbrande steenkolen wordt bij de gedachte weer opgeroepen als een vieze stiekeme meidenscheet die je regelmatig rook in de klas van de lagere school. Wij jongens deden iets minder besmuikt en overtroffen de meiden in volle glorie.

Vorig jaar trapte ik op mijn vélo na het doen van een boodschap door mijn oude omgevolkte buurt en reed een achtjarig ventje aan die uit de auto van zijn vader rende. Hij keek niet uit en ik kon hem onmogelijk ontwijken. Dus ging ik ter hoogte van de bushalte op mijn plaat. Knie en heup bezeerd. De vader van het jochie hield zich op afstand en een paar oudere autochtone dames kwamen uit de abri om mij de helpende hand te bieden. Intussen waren er een ambulance en de politiewagen gearriveerd. Eén van de dames was een overbuur-vrouw van vader en zoon en deed haar beklag bij de dienders over nog meer frictie-veroorzakende gebeurtenissen met deze familie.

De vader kwam schoorvoetend dichterbij, maar hield toch afstand. Het ventje maakte mij in niet mis te verstane woorden, maar met een Anatolische tongval duidelijk dat het mijn schuld was. Ik was even wegens misselijk makende pijnscheuten niet in staat om enig woord uit te brengen en ben nog even op het bankje blijven zitten. De ambulance vertrok onverrichter zake en de kit verdween ook weer. De vader en het jochie losten op in de zijstaat en ik besteeg met enige moeite mijn vélo om verder huiswaarts te gaan. De pijn is nog zeker een week of vier blijven hangen.

‘Ik pleurde bijna weer van mijn fiets’

Kortgeleden reed ik weer per fiets de bewuste straat door en trof het zelfde ventje met een plastic machinepistool en maaide in zijn levendig geïndoctrineerde fantasie zijn vriendjes neer onder het geschreeuw van Allahu Akbar. Ik pleurde bijna weer van mijn fiets, maar nu van verbazing en weerzin.

Als er nu nog mensen zijn die niet begrijpen dat we in dit land door de politiek en de media bij de neus genomen worden, dan nodig ik hen uit om eens een poosje in Rotterdam Zuid te komen wonen. Misschien gaat er dan een lichtje branden. Ik hoef het in dit artikel niet meer uit te leggen, want dat heb ik al veel eerder gedaan in andere oprispingen.

Fijne dag nog.