De olifant in de concertzaal: ‘aanslagen en zionisten’, maar geen islam

02-02-2017 15:52

Eind januari 2017. Op deze doordeweekse avond is het Amsterdamse concertzaaltje bomvol. De garderobe blijkt vandaag hopeloos te klein, de bardienst tapt zich al tijdens het voorprogramma een slag in de rondte. Bij binnenkomst hebben we het gebruikelijke binnenkant-pols-stempel gekregen; ‘Peace’, lezen we. Da’s een mooi ding, vrede.

De geheelonthoudende muziekmakker die ons heeft uitgenodigd, is van buitenlands ver gekomen voor de hoofdact. Die is, vernemen wij, al een halve eeuwigheid niet meer in Europa op tour geweest. Een lang verdaagd weerzien dus. Kennelijk verheugt Muziekmakker zich niet als enige, de sfeer in de zaal kan als uitgelaten worden omschreven. Ondanks het haringen-in-een-ton-gevoel is het vlakbij de uitgang, aan het uiteinde van de bar, best goed toeven.

Gezonde hardrock

We happen net in de schuimkraag van een hoofdstedelijk geprijsd biertje wanneer er gejuich opstijgt: het collectief verwelkomt de verloren zonen terug aan het livefront.

Een nummer of twee heeft de langharige oudere jongere achter de microfoon nodig om zich warm te zingen, maar dan loopt het ook echt op rock ‘n’ rolletjes. Welbeschouwd speelt de band een gezonde pot hardrock met een hedendaags tintje. De leadgitarist kan soleren (al gaat zijn haar halverwege de show in zo’n deerniswekkend hipsterknotje), de zanger blijkt een eersteklas publieksbespeler en performt de longen uit z’n lijf. Kortom, een muzikaal verrassingsei.

En dan komt, voor ondergetekende, aan de toffe rock-soiree een even abrupt als voortijdig einde.

Aanslagen en zionisten?

De zanger kondigt een nummer aan dat hij in de eerste helft van de jaren negentig met een ander bandlid heeft geschreven. De tekst gaat, aldus de dichter, over ‘georganiseerde religie’. Hij en de co-auteur hebben een katholieke en protestantse achtergrond, ‘en daar kunnen we goed mee leven’. ‘Maar nu,’ vervolgt de zanger, ‘in deze tijd, wat er allemaal in de wereld gebeurt, met al die aanslagen, zionisten, religieuze fanatici overal…’ De zaal klapt zich de handen stuk en schreeuwt als uit één mond bijval. Onze bek daarentegen is met een klap opengevallen zonder dat er geluid uit komt.

Wat? Wát hebben we zojuist gehoord? Heeft die man daar op het podium dat werkelijk gezegd?

Ja, echt, heeft ‘ie. ‘…al die aanslagen, zionisten…’ In ongeloof draaien we ons om naar Muziekmakker. Die wuift het weg met een laconiek ‘I don’t care‘. Hoe kan dat nu? Hoe kan je dat niet iets schelen?

Hoe kan dit überhaupt? Hoezeer zijn we, als westerse beschaving, de weg kwijt als dit soort enormiteiten niet alleen als normaal geldt, maar zelfs met kritiekloos gejuich of apathie wordt begroet?

De gapende kloof

Voor ons is de avond naar de gallemiezen. Want weer gaapt daar die kloof, die schier onoverbrugbare kloof die steeds vaker zichtbaar is wanneer we over de drempel van ons huis de wereld instappen om ons onder de medemensen te begeven. Uit beleefdheid tegenover onze sympathieke gastheer blijven we, een nadrukkelijk aanwezig zwart wolkje boven ons hoofd, tot het einde van het concert.

Later die avond, bij de napraat, vertelt Muziekmakker ons terloops dat hij en zijn echtgenote een voorgenomen weekje België met dagtripstandplaats Brussel hebben laten varen. ‘De sfeer is er momenteel immers niet je-dat, met die soldaten overal en zo.’ Waarop wij weer terloops vragen of hij nu tenminste enigszins kan begrijpen waarom de uitspraken van de zanger en de publieksreactie daarop ons het wit op de knokkels hebben gejaagd. ‘Nee,’ luidt het montere antwoord, ‘die dingen hebben toch helemaal niks met elkaar te maken.’

Juist.

De nee-kleuter

Gedeprimeerd stellen we vanavond opnieuw vast: wanneer het erom gaat de grootste vrijheidssloper van deze tijd te benoemen, om de werkelijkheid onder ogen te zien, schakelt een verontrustend groot deel van de westerse burgers het commandocentrum onder het schedeldak simpelweg uit. Deze bizarre pathologie van de nee-kleuter gaat ons in de ware zin des woords het verstand te boven. En het sinistere eraan: die pathologie is o-v-e-r-a-l. ‘God sta ons bij,’ sprak de oudgediende atheïst mismoedig, en proostte op de nagedachtenis van Zijne Verlichte Eloquentie Christopher Hitchens.

Twee dagen na het concert hebben we het in gore stempelinkt achtergebleven ‘Peace’ nog altijd niet van de huid kunnen schrobben. Het goedmensdom van de eeuwigdurende regenbogen trapt graag na. Ietwat onkarakteristiek – we zijn netjes opgevoed – vloeken we hartgrondig. Want we willen vandaag zo heel graag even niet somberen over de toestand in de wereld. Over hoe mensen die we al lang kennen en graag mogen welhaast vreemden voor ons worden wanneer die ene prangende kwestie ter sprake komt. Nee, we willen even niet nadenken over de hallucinante vanzelfsprekendheid waarmee de gehersenspoelde poppetjes van de pensée unique iedere keer opnieuw hun morele gelijk poneren. We zijn er, gewoon, even moe van.

Sarcastisch Megadeth

Wat te doen? Welnu, het enige wat vandaag soelaas kan bieden: een dubbele tequila indruppelen en Dystopia van Megadeth opzetten. Dat ene metalalbum uit 2016 dat tekstueel de vinger legt op de zere geopolitieke plek: dit zijn de stervensuren van een archaïsch geworden wereldorde. Een decadente, rancuneuze en destructieve orde die de wereld in chaos en verwarring achterlaat.

We ademen uit. Aangenaam brandt de tequila terwijl kartelrandriffs de speakers bijkans in stukjes zagen. Omineus is de sfeer in de geserreerd verwoorde dystopische visie van gitarist-zanger Dave Mustaine. Geen spaan laat hij heel van hope and change-faalpresidenten, wegkijkende volksverraders, door en door corrupte globalisten, feitenvrije wensdenkers en ander ongeneeslijk ziek volk. ‘The threat is real,‘ snauwt Mustaine in zijn van sarcasme doordrenkte signatuurstijl die Megadeth al bijna 35 jaar uit duizenden andere metalbands herkenbaar maakt. Inderdaad: ‘The threat is real‘. Een verademing voor de 21ste-eeuwse realist die is omsingeld door de nuttige idioten van de grenzenloze multicultidoctrine. Bedankt, Dave, voor die verademing. We kunnen er, totdat het nietszeggende hippieknuffelwoord van onze pols is verdwenen en het volgende leeghoofd iets roept over een joodse samenzwering, weer even tegen.