Fenomenologie van keuze: wat betekent het te kiezen, of juist niet

27-03-2017 14:23

We denken graag dat onze levenskeuzes niet vast staan. Jongeren krijgen te horen: je kunt alles worden wat je wil, een boodschap die ondersteund wordt door de Margriet Sitskoorns van deze wereld, die ons vertellen dat de menselijke hersenen plastisch zijn en dat je dus jezelf kunt trainen om wat dan ook te worden, violist, voetballer, voorlichter bij Shell.

Deze insteek in het maken van keuzes wordt aardig samengevat in de slogan Succes is een keuze uit een soepreclame van een paar jaar geleden. De samenleving mag dan niet maakbaar zijn, jij bent dat wel, als je het maar wil.

Intersectionele feministen

Tegelijkertijd vertellen wetenschapsjournalisten ons honderduit over onze hersenen die beslissingen voor ons nemen, over de genetische bepaaldheid van gedragskenmerken en prenten intersectionele feministen ons in dat we onbewust racistisch en seksistisch zijn. Het is het vertoog van de gedragseconomen en de neuromarketeers die in de hersenen van de mens de ‘koopknop’ zoeken en ons vertellen dat we iemand aardiger vinden wanneer we een mok met warme drank vasthouden.

De paradox is helder: we zijn kennelijk zowel een piano waarop natuur en economie hun deuntjes spelen als de pianist zelf. Deze paradoxale houding vindt misschien nog haar meest pregnante uitdrukking in de frase ‘een bewuste keuze’ die Jan en alleman vaak in de mond neemt. Een keuze is per definitie bewust lijkt mij, maar wellicht balt de uitdrukking ‘een bewuste keuze’ de ideeën van de natuur en de economie die voor ons kiezen en de gedachte dat succes een keuze is bij nader inzien samen tot een volmaakt oxymoron: als je niet bewust kiest, kies je toch of beter; er wordt een keuze voor jou gemaakt.

‘Succes is een keuze’ niet eens zo’n slechte samenvatting van Sartre’s opvatting over vrijheid’

Natuuroorzakelijke bepaaldheid

Het idee dat jij je eigen besluiten neemt, je eigen keuzes maakt en zo je eigen leven bepaalt is aantrekkelijker dan haar tegendeel, maar ook het idee dat je gedrag de resultante is van een ontmoeting van onbewuste, genetische, sociale en economische mechanismen steekt steeds weer de kop op. Blijkbaar houden beide perspectieven ons in hun greep. De vraag is waarom we kennelijk op de wip zitten, heen en weer bewegen tussen vrijheid en bepaaldheid. Het gaat me hier niet om het probleem van het determinisme – is vrijheid verenigbaar met natuuroorzakelijke bepaaldheid – maar om een fenomenologie van de keuze: wat betekent het voor ons om te kiezen of juist niet.

Volgens Jean-Paul Sartre zijn we altijd vrij om te kiezen: ook met het pistool op de borst kunnen we nog nee zeggen. In de voor een groot publiek bedoelde tekst L’existentialisme est une humanisme doet Sartre uit de doeken dat het een uitvlucht is om te beweren dat je zus moet doen of zo moet laten omdat je er toe gedwongen bent door een kerk, een politieke partij of de natuur. De mens heeft altijd een keuze zegt Sartre. Het enige waar hij toe gedwongen is, is de vrijheid zelf. Hoewel hij het in propria persona waarschijnlijk een vulgaire kapitalistische leuze zou hebben gevonden, is ‘succes is een keuze’ niet eens zo’n slechte samenvatting van Sartre’s opvatting over vrijheid.

Sartre en Descartes

Voor Sartre is vrijheid hetzelfde als willekeur in die zin dat je alles kunt kiezen. Je kunt je engageren met welk project je maar wil. Als deze keuze is gemaakt is de willekeur ook ten einde. Je moet je dan inzetten voor wat je gekozen hebt. Sartre is in dit opzicht een leerling van René Descartes: het geeft niet welke weg je neemt als je in een bos verdwaald bent zegt Descartes in het derde deel van zijn Discours de la méthode, als je maar vasthoudt aan het pad dat je gekozen hebt.

Sartre is ook in een ander opzicht door Descartes geïnspireerd. Volgens Descartes zijn de keuzes die God maakt goed precies omdat God ze maakt. Hij (God) had echter willekeurig wat kunnen kiezen. De mens is volgens Descartes gehouden aan de orde die God gemaakt heeft. In tegenstelling tot God kiest de mens niet zijn eigen goed. Sartre modelleert de mens echter naar de Cartesiaanse God. Wat goed is voor de mens, is goed omdat hij ervoor kiest. Sartre breekt in dit opzicht radicaal met de filosofische lijn die van Plato via Augustinus en Thomas van Aquino naar Descartes en de katholieke filosofen uit Sartre’s eigen tijd loopt. De mens heeft volgens Sartre geen wezen dat vooraf gaat aan zijn bestaan.

‘De mens is volgens het structuralisme niet meer dan een coördinaat in een geordende talige of sociale structuur’

Structuralisme

Plato, Aristoteles en de dominante filosofische traditie na hen, culminerend in het oeuvre van Thomas van Aquino, denken dat de mens een vaststaande natuur heeft, op basis waarvan je kunt nagaan wat goed voor hem is. Welke keuzes je in grote lijnen moet maken in het leven is volgens Aristoteles en zijn navolgers geen zaak van willekeur maar een objectief vast te stellen aangelegenheid die er in de praktijk op neer komt dat je doet wat koning en kerk zeggen dat je moet doen. Sartre wijst deze opvatting af.

Naast de te verwachten kritiek uit katholieke hoek, kwam er ook kritiek op Sartre vanuit de psychoanalyse, de sociale wetenschappen en de door deze disciplines geïnspireerde filosofie die bekend staat als het structuralisme. De mens is volgens het structuralisme niet meer dan een coördinaat (in geometrische zin) in een geordende talige of sociale structuur.

Genderstudies

De structuralisten delen weliswaar ruwweg Sartre’s opvatting dat de mens geen wezen (essentie) heeft, maar ze wijzen niettemin zijn vrijheidsopvatting af. Volgens denkers als Jacques Lacan, Michel Foucault, Roland Barthes en Claude Lévi-Strauss ziet Sartre over het hoofd dat de mens een kruispunt is van sociale en linguïstische krachtlijnen waar hij niet de gebruiker maar veeleer de resultante van is. Je denkt wel dat je zelf je eigen woorden kiest en je eigen keuzes maakt, zeggen deze denkers, maar eigenlijk is het de taal die spreekt door jou en de cultuur en het onbewuste die handelen door jou. De taal is eenvoudigweg fascistisch, voegde Roland Barthes daar met de nodige pathetiek aan toe, want zij dwingt je om bepaalde dingen te zeggen en dat te doen op een bepaalde manier.

‘Structuralisme heeft via werk van Foucault enorme invloed uitgeoefend op softe elementen binnen sociale wetenschappen, bijvoorbeeld academisch vak Genderstudies’

Het structuralisme heeft niet in de laatste plaats via het werk van Michel Foucault een enorme invloed uitgeoefend op de softe elementen binnen de sociale wetenschappen: een academisch vak als genderstudies is vrijwel ondenkbaar zonder het idee van Foucault dat de maatschappij bestaat uit systemen die macht uitoefenen over individuen, ondermeer (opnieuw) door de wijze waarop deze systemen taal inzetten. Sartre’s reactie was dat de structuralisten alleen uitvluchten verzonnen om niet de angstwekkende vrijheid van de keuze te hoeven accepteren. Jij bent altijd aan zet, leek Sartre te zeggen en daar mag je niet voor weglopen.

Komen we daarmee tot een hernieuwde formulering van de boven gestelde paradox: we zijn vrij om te kiezen wat we willen maar we zijn ook de speelbal van een sociaal en grammaticaal krachtenveld.