Poëziehaat is normaal, schaam je er niet voor

04-04-2017 16:09

Van een boek met de titel Waarom we poëzie haten verwacht je niet in eerste instantie dat het je een paar zorgeloze uurtjes gaat bezorgen, eerder een dappere afdaling zal zijn in de krochten van de mensenziel. Dat Ben Lerner’s ‘Waarom we poëzie haten’ ergens in het midden tussen deze verwachtingspatronen uitkomt, zou je als een zwaktebod kunnen kenschetsen, maar ikzelf ben geneigd het te presenteren als een unieke kracht. Sowieso heb ik zelden een verhandeling over poëzie gelezen, die tegelijk zo toegankelijk, zo grappig en zo intelligent is. OK, u vraagt zich inmiddels wellicht af welke ‘onthulling’ Lerner over poëzie aan het licht brengt, die mij deze euforische beginzinnen heeft ontlokt. Welnu, ter zake dan, Lerner’s centrale stelling is dat poëzie de enige kunstvorm is die niet alleen, en dat bijna per definitie, teleurstelt omdat het de menselijke onmacht belichaamt, maar tot overmaat van ramp – ten einde het nog erger te maken – van buitenaf bestookt wordt met allerlei eisen (humaniteit, inclusiviteit, universaliteit) waar ze nooit maar dan ook nooit aan kan voldoen. Ziehier, de kortst mogelijke uitleg bij de titel van dit boek: iedereen (nou ja, bijna iedereen) haat poëzie. Wie zit er nu op een kunstvorm te wachten, die elke belofte die ze creëert niet kan inlossen? Goede vraag!

Ruimte voor het authentieke

Het fascinerende van Lerner’s essay is dat hij, zelf gepassioneerd dichter, niet in de verdediging schiet en met man en macht gaat aantonen waar poëzie allemaal wel toe in staat is, maar zich eigenlijk ‘aansluit’ bij de haat. En zich grotendeels beperkt tot het ontleden (en rechtvaardigen) van de haat jegens poëzie. Om te beginnen constateert hij zonder klagerig te worden dat er over een ander onderwerp dan poëzie zelden zoveel getheoretiseerd is. Dat er zelden aan een ander onderwerp dan poëzie zulke hoge (ethische) normen zijn opgelegd. En dat een ander onderwerp dan poëzie zelden zoveel pamflettistische aanvallen heeft moeten doorstaan (dat begon al bij Plato en Socrates). Conclusie? Poëzie is een kunstvorm waarop de buitenwereld – de overgrote meerderheid der non-poëten – een ondraaglijke hoeveelheid ‘projectie’ laat neerdalen. Tegenover die buitenproportionele ladingen aan projectie, wil Lerner maar zeggen, is de poëzie per definitie kansloos. En toch blijft de poëzie, als kruispunt van verwachtingen, bestaan. En niet, zo is Lerner’s redenering, omdat ze af en toe wel beloften inlost, mooi is of ontroerd (liedjes en films kunnen dat ook), maar omdat ze op een manier faalt die ruimte laat voor, en nu komt het: het authentieke!

Falen als de hoogste kunstvorm

De laatste gedachte is ontleend aan een kort, programmatisch gedicht van Marianne Moore, dat in dit essay een centrale rol speelt en ik hier in zijn volledigheid zal citeren: ‘Ook ik houd er niet van./Wanneer men poëzie leest echter, met een/volkomen minachting, ontdekt men er/tenslotte, toch ruimte voor het authentieke in.‘ Bijkomend verkoopargument voor dit boek is dat er, ook dat nog, op een hilarische manier inzichtelijk wordt gemaakt waarin goede zich van slechte gedichten onderscheiden, al hamert Lerner erop dat de kwalificatie ‘goed’ ten aanzien van een gedicht dus niet veel meer inhoudt dan ‘minder slecht’ of ‘veel minder slecht’. Wie weet komt de strekking van dit boek uiteindelijk dicht in de buurt van wat de toptennisser Stan Wawrinka op zijn onderarm heeft laten tatoeëren, het citaat van de illustere (toneel)schrijver Samuel Beckett, dat als volgt luidt: ‘Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail again. Fail better.’

Hoewel ‘Waarom we poëzie haten’ zo op het oog een negatieve teneur heeft en begrip toont voor het wantrouwen jegens en de impopulariteit van poëzie, kan het, zeker gezien het laatste citaat van Beckett, ook zomaar een inspiratiebron zijn voor, pakweg, jonge werknemers in Silicon Valley, misschien wel het meest optimistische stukje grond op onze planeet.

Waarom we poëzie haten’, Ben Lerner, Uitgeverij Atlas Contact, 79 pagina’s, 17,99 euro