Essay

Multiculturalisme als vorm van racisme en totalitair project in de context van Hannah Arendt

17-04-2017 15:23

“Dit had nooit mogen gebeuren”, zegt Hannah Arendt over de Holocaust. Niet het aantal slachtoffers, of de mate aan toegebracht leed bepalen de ernst van dit misdrijf. De menselijke natuur als zodanig staat op het spel. Dat maakt de Holocaust erger dan moord. Volgens Arendt is totalitarisme, waar de Holocaust een uitwas van is, niet binnen bestaande filosofische en ethische kaders te bevatten. En, als woorden het niet kunnen uitdrukken, dan kunnen we ons er ook niet van bevrijden. Daarom ontwikkelt Arendt haar filosofie van het totalitarisme op geheel nieuwe leest. Die nieuwe leest is het concept van transformatie van de menselijke natuur. Maar kan dat wel: de natuur transformeren?

Herbezinning op de Verlichting

Om door te dringen tot wat wezenlijk nieuw is aan het totalitarisme en haar misdrijven beziet Arendt totalitarisme vanuit de waarden van de Verlichting. De 19de- en 20ste-eeuwse technocratisering in de vorm van bureaucratisering en industrialisering ziet ze als een verre uitloper van de in de Verlichting zo geprezen rationaliteit. Arendt constateert echter dat door deze technocratisering de waarden van de Verlichting steeds meer op zichzelf komen te staan, terwijl die oorspronkelijk nauw met elkaar verweven zijn.

‘Arendt weet te ontsnappen aan de oikofobische verdoemenis’

Probleem zijn dus niet de waarden van de Verlichting op zich, maar slechts de desintegratie daarvan. Ze roept op om op basis van diezelfde Verlichtingswaarden deze keer een andere richting in te slaan. Zo weet ze te ontsnappen aan de oikofobische verdoemenis, die de Frankfurter Schule vanuit een marxistisch perspectief voorspiegelt: waar Theodor Adorno en Max Horkheimer menen dat de Verlichting noodzakelijkerwijs uitmondt in totalitarisme daar ziet Arendt totalitarisme slechts als een mogelijke, maar niet noodzakelijke consequentie van de Verlichting.

Binden als standaardisatiestrategie

De waarden van de Verlichting komen vooral met elkaar in conflict waar industrialisatie en bureaucratie leiden tot standaardisatie. Die standaardisatie staat haaks op de meer individuele waarden van de Verlichting. Waar de mens inpasbaar moet zijn binnen het industriële en bureaucratische proces, komt vrijheid van meningsuiting, zelfbeschikking van het individu, en het vermogen om zelf te denken in het gedrang. Waar personen of groepen niet voldoen aan de gestelde standaarden ontstaan ook problemen met gelijkheid voor de wet. Onder het nazisme bijvoorbeeld voldeden geestelijk gehandicapten, homoseksuelen en joden niet aan de standaard en werden zij ongelijk behandeld. Arendt omschrijft de standaardisatie als een ijzeren band van terreur waarbinnen alle ruimte voor individualiteit verdwijnt. Max Weber had het eerder al over ‘ein stahlhartes gehäuse’ waarin menselijke emoties ondergeschikt zijn aan een sterke drang naar efficiëntie. Wellicht kan ook het hedendaagse ‘binden’ opgevat worden, niet zozeer als bruggen bouwen tussen diverse groepen in de samenleving, maar als een standaardisatiestrategie om burgers geschikt te maken voor de multiculturele samenleving. Binden betekent naast verbinden ook vastbinden. De boel bij elkaar houden kan ook door de individuele vrijheid te verkleinen.

Arendt als antiglobalist avant la lettre

Om het nieuwe van het totalitarisme, zoals Arendt dat ziet, nader te duiden is allereerst haar kijk op antisemitisme verhelderend. Arendt is zich er terdege van bewust dat antisemitisme ook bestaat voorafgaand aan het nazisme. Toch bestaat er volgens haar een essentieel verschil tussen het antisemitisme waaraan de joden gedurende hun gehele geschiedenis zijn blootgesteld en het totalitair antisemitisme van de nazi’s: met de Endlösung claimen nazi’s het recht om te bepalen wie wel en wie niet de aarde zouden mogen bewonen. Totalitair antisemitisme heeft dus een wereldomspannende pretentie. De Holocaust ziet Arendt als een aanslag op de menselijke pluraliteit. Ze ziet dat als een onvergefelijke misdaad tegen de menselijke natuur. Wie meent te kunnen bepalen wie wel en wie niet de aarde bewoont kan er niet op rekenen dat anderen met hem de aarde hoeven te delen. Adolf Eichmann verdient daarom volgens haar de doodstraf.

‘Zowel Baudet als Arendt zoeken naar mogelijkheden om tot een meer directe democratie te komen’

Naast het antisemitisme noemt Arendt het imperialisme als tweede voorwaarde van het kwaad dat tot totalitarisme heeft geleid. Hierbij maakt ze eenzelfde soort beweging richting een wereldomspannend niveau als bij antisemitisme. Ook nu weer maakt zij een filosofisch onderscheid tussen ‘gewoon’ imperialisme en totalitair imperialisme. Bij imperialisme zoals dat al sinds mensenheugenis bestaat gaat het om het uitbreiden van invloedssferen. Bij totalitair imperialisme gaat het om wereldheerschappij. Het marxisme bijvoorbeeld kent een wereldwijde ambitie in de vorm van een te ontketenen wereldrevolutie die zich van landsgrenzen weinig aantrekt. De totalitaire variant van zowel antisemitisme als imperialisme kenmerken zich dus door een soort wereldomspannende doelstelling die Arendt sterk afkeurt: een soort antiglobalisme avant la lettre dus.

Is transformatie van de menselijke natuur überhaupt mogelijk?

Volgens Arendt streven totalitaire ideologieën ernaar de menselijke natuur te transformeren:

 

“What totalitarian ideologies therefore aim at is not the transformation of the outside world or the revolutionizing transmutation of society, but the transformation of human nature itself”

 

De Holocaust ziet zij als een misdrijf met als motief de menselijke natuur te transformeren. Dat is wat Arendt bedoelt als ze zegt dat de menselijke natuur op het spel staat. Maar kan dat wel, de natuur transformeren?

Filosofisch gezien duidt het begrip natuur op dat wat iets naar zijn aard is en wat dus niet veranderd kan worden. Transformatie van de menselijke natuur is zogezegd een contradictio in terminis. Dat betekent dat het begrip op basis waarvan Arendt een filosofisch onderscheid wil maken, vanuit filosofisch oogpunt eigenlijk onmogelijk is. Of is wat onmogelijk lijkt toch mogelijk en is haar filosofie daarom zo vernieuwend? Een mogelijke uitleg is dat Arendt inziet dat pogingen om de menselijke natuur te veranderen niet kunnen lukken en dat dit misverstand enkel bestaat bij nazi’s en marxisten. Bij die uitleg echter heeft de menselijke natuur nooit op het spel gestaan.

‘Behalve racistisch is het multiculturalisme ook een totalitair project dat pluriformiteit van mensheid ondermijnt’

Het begrip ‘ras’

Een meer voor de hand liggende uitleg is om een transformerende menselijke natuur niet filosofisch maar biologisch op te vatten. Biologisch gezien is transformeren veel minder een probleem. Iedere plantenteler en dierenfokker weet dat je door de voortplanting te controleren eigenschappen van het nageslacht kunt beïnvloeden. De nazi’s wilden een soort van fokprogramma toepassen op mensen. Hitler dacht met de Duitse bevolking over kwalitatief goed uitgangsmateriaal te beschikken. Via een project als Lebensborn probeerde hij gewenste eigenschappen meer aan bod te laten komen en via een project als de Holocaust probeerde hij ongewenste eigenschappen te elimineren. ‘Ras’ is trouwens een term die afkomstig is uit de teelt- en fokwereld. Een ‘ras’ is een door mensen bewerkstelligd resultaat. Van nature bestaan er geen rassen. Nieuw aan wat de nazi’s wilden was dat ze een fokprogramma toepasten, niet op planten of dieren maar op mensen.

Maar als mensen als gevolg van zulk een fokprogramma genetisch veranderen, verandert hun natuur dan ook? Bekend is dat alle honden van de wolf afstammen. Betekent dit dat de natuur van een chihuahua nog steeds die van een wolf is of toch die van een chihuahua is geworden? Wie voor de laatste optie kiest, veronderstelt daarmee dat de natuur in biologisch opzicht veranderlijk is. Maar als de natuur in biologisch opzicht veranderlijk is, wat voor zin heeft het dan te spreken van de natuur in filosofische zin? Met het begrip übermensch speelt Nietzsche ook al met die dubbele betekenis van het begrip menselijke natuur. Naast allerlei transcendente connotaties is de übermensch ook gewoon te begrijpen als de evolutionaire opvolger van de mens. Voor een niet onbelangrijk deel is het werk van Nietzsche een filosofische worsteling met Darwins evolutietheorie.

Verharmlosung van de Holocaust

Juridisch gezien spreekt men niet van ‘misdrijven tegen de menselijke natuur’ maar van ‘misdrijven tegen de mensheid’. Of is het: ‘misdrijven tegen de menselijkheid’? De verwarring tussen mensheid en menselijkheid ontstaat doordat het Franse humanité en het Engelse humanity zowel mensheid als menselijkheid betekenen. Voorstanders van vertaling met menselijkheid redeneren dat de misdrijven niet de hele mensheid hoeven te betreffen, maar slechts bepaalde bevolkingsgroepen. Arendt echter ziet de vertaling met menselijkheid als een ‘verharmlosung’ van de Holocaust. Ze spreekt van het understatement van de eeuw: alsof het de nazi’s enkel aan menselijkheid ontbroken zou hebben.

Heidegger- en Arendt-expert Erik de Schutter stelt bijvoorbeeld dat de nazi’s concentratiekampgevangenen nog slechter behandelden dan dieren. Hij heeft ongetwijfeld goede redenen om dat te zeggen. Als je deze behandeling van gevangenen echter filosofisch afdoet als onmenselijk dan creëer je een categorie waarmee je vervolgens allerlei vervelende, maar toch minder ernstige zaken óók mee kunt labelen. Zo noemt De Schutter het ook onmenselijk dat we asielzoekers weliswaar in materieel opzicht goed opvangen, maar hen niet opnemen in onze samenleving. Hij beroept zich daarbij op Arendt die de behoefte om erbij te horen omschrijft als een onvervreemdbare menselijke behoefte. Iets onmenselijk verklaren verwordt zo tot een breed toepasbaar verwijt. Een verwijt ook waartegen geen kruid gewassen is want: hoe onmenselijk is het om iets dat als onmenselijks gekwalificeerd is te bagatelliseren?

Misdaad tegen de mensheid

Het Neurenbergtribunaal was de eerste rechtbank in de geschiedenis is waarbij vervolgd en veroordeeld wordt voor ‘crimes against humanity’. Nazikopstukken waren dus de eersten die deze beschuldiging ten deel viel. Deze historische omstandigheid wekt bij Arendt de overtuiging dat de misdrijven van de nazi’s dermate ernstig en uitzonderlijk zijn dat daarvoor een nieuwe beschuldiging in het leven geroepen moet worden. Juist om de ernst en uitzonderlijkheid van de nazimisdaden blijvend te verzekeren, is zij niet blij met een breed toepassingsbereik van de beschuldiging ‘crimes against humanity’.

Voor Arendt is de Holocaust een misdaad tegen de mensheid omdat het een poging is de mensheid als geheel te beïnvloeden door bepaalde bevolkingsgroepen uit te sluiten van voortplanting. De mensheid betreft hierbij niet enkel alle mensen die in het verleden hebben geleefd, en die nu leven, maar ook alle mensen die nog geboren gaan worden. De nazi’s hebben geprobeerd deze werdegang van de mensheid als geheel doelbewust te beïnvloeden. Dát is wat de Holocaust voor Arendt tot een totalitair fenomeen maakt.

Dé universele rechten van de mens bestaan niet

De veralgemenisering, en daarmee de verharmlosung, vindt tegenwoordig plaats door mensenrechtenschendingen als een soort lightversie van crimes against humanity te munten. Jurist en historicus Thierry Baudet merkt op dat het spreken over mensenrechtenschendingen zowel in de journalistiek als in de wetenschap een hoge vlucht heeft genomen. Maar al te vaak wordt daarbij over het hoofd gezien dat het woord ‘rechten’ binnen het mensenrechtendiscours dikwijls metaforisch opgevat dient te worden: gedoeld wordt op humanitaire beginselen, niet op rechten in juridische zin. “De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 mist elke rechtskracht simpelweg omdat het slechts een verklaring is en geen verdrag”, schrijft Baudet.

‘Een sterke natiestaat had volgens Arendt dienst kunnen doen als buffer tegen het nationaalsocialisme’

Arendt vindt het concept van universele rechten te vaag. “Het recht op rechten” kan volgens haar niet gewaarborgd werden door enig overkoepelend orgaan. Ze is van mening dat de vermeende universaliteit teveel afhangt van nationale willekeur. Baudet brengt een vergelijkbaar argument te berde als hij stelt dat zelfs de meest basale rechten nog altijd om afwegingen en keuzes vragen die cultuurbepaald zijn en per staat kunnen verschillen. Als bijvoorbeeld het ‘recht op leven’ wordt vastgesteld als universeel mensenrecht dan lijkt dat een vanzelfsprekendheid, totdat je erover gaat nadenken. “Betekent het een verbod op abortus en euthanasie? Zou het een verbod op de doodstraf inhouden? Betekent het gratis gezondheidszorg en gratis medicijnen voor iedereen? Dient de staat de primaire levensbehoeften van iedereen te garanderen?”
Over al deze interpretaties bestaat geen enigheid, ook al onderschrijft een ieder het recht op leven. Van een mogelijk verbod op discriminatie zegt Baudet:

 

“Wie kan er tegen zijn? Maar consequente toepassing van dit beginsel zou het verbod kunnen rechtvaardigen van zo ongeveer alles.”

 

Zowel het recht op leven als het verbod op discriminatie illustreert de stelling van Arendt dat het idee van universele rechten veel te vaag te is. De universele rechten van de mens rekent Arendt dan ook uitdrukkelijk niet tot de Verlichtingswaarden. Dé universele rechten van de mens bestaan niet.

Natiestaat als buffer tegen nazisme

Baudet en Arendt vinden elkaar ook in hun beider vertrouwen in de natiestaat. Soevereiniteit van de natiestaat rekent Arendt tot de waarden van de Verlichting die ze blijft verdedigen. Ze meent dat de desintegratie van de natiestaat in de Weimarrepubliek het nazisme pas mogelijk heeft gemaakt. Een sterke natiestaat had dus dienst kunnen doen als buffer tegen het nationaalsocialisme. De natiestaat als tegengif tegen de nazi’s, het klinkt in hedendaagse oren misschien een beetje contradictoir, voor Arendt echter was de natiestaat allerminst verdacht. Zoals in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, zo is ook heden ten dage de natiestaat verzwakt. Volgens Baudet komt dat doordat lidstaten steeds meer soevereiniteit afstaan aan een supranationale Europese Unie waar de belangrijkste beslissingen veelal worden genomen door niet verkozen instanties.

‘Het heeft er alle schijn van dat politici onderwerpen als ‘immigratie en asiel’ niet aan kiezer toevertrouwen’

Zowel Baudet als Arendt zoeken naar mogelijkheden om tot een meer directe democratie te komen. Baudet propageert een referendum naar Zwitsers model waarbij de burgers kiezen over door henzelf geagendeerde onderwerpen. Niet zozeer de politici maar de geagendeerde onderwerpen staan daarbij in het spotlicht. Arendt meent dat deelname van burgers aan het politieke debat nodig is omdat ze dan pas worden aangezet te denken in termen van het algemeen belang. In een parlementaire democratie stemmen kiezers maar al te vaak vanuit eigen belang. De oplossing die zij voorstelt – een soort radendemocratie waarbij mensen in een raad gaan zitten omdat ze gemotiveerd zijn dat te doen – overtuigt niet echt. Wat wel overtuigt, is haar stelling dat mensen inherent politieke wezens zijn.

Met Adolf Eichmann geeft Arendt een voorbeeld van iemand die zichzelf als politiek wezen ontkent. Eichmann profileert zich gedurende zijn proces in 1961 als een klerk die zijn taken met ijver en persoonlijke ambitie uitvoert. Vanuit zijn relatief bescheiden rang als Obersturmbannführer acht hij zich niet bevoegd om de taken die hem van hogerhand wordt opgedragen te beoordelen. Hij meent dan ook dat hem in juridisch zin niets aan te rekenen valt. Dit klerkachtige niet verder kijken dan de neus lang is omschrijft Arendt als ‘banaliteit van het kwaad’. Het is deze mentaliteit die de door de nazi’s gewenste fragmentering van verantwoordelijkheden pas mogelijk maakt. In de ogen van Arendt kan Eichmann de politieke verantwoordelijkheid voor zijn daden echter niet van zich af schuiven.

Racisme met racisme uitbannen

De keerzijde van het afschuiven van politieke verantwoordelijkheid is het ontnemen van politieke verantwoordelijkheid. Waar Baudet zich aan stoort is aan politici die, omdat ze zijn losgezongen van de gemeenschap die zij vertegenwoordigen, de kiezers onvoldoende serieus nemen. Door een regenteske stijl blijven thema’s als immigratie en asiel al bijna een halve eeuw een ondergeschoven kind. Zelfs wanneer partijen als VVD en CDA deze thema’s gedurende verkiezingscampagnes opwerpen om stemmen binnen te harken dan nog vinden ze in coalitieonderhandelingen toch altijd weer een reden om juist op die thema’s bakzeil te halen. Het heeft er alle schijn van dat politici die onderwerpen niet aan de kiezer toevertrouwen.

Door de decennia lang aanhoudende immigratie verandert Nederland ongevraagd niet alleen qua bevolkingssamenstelling maar ook qua cultuur. Enigszins gechargeerd spreekt Baudet van een “homeopathische verdunning van de Nederlandse bevolking met alle volkeren van de wereld, zodat er nooit meer een Nederlander zal bestaan”. Op basis van deze uitspraak wordt hem nu racisme verweten. Maar, is mijn tegenwerping, wie is hier eigenlijk racist? Is dat Baudet die een verandering van bevolkingssamenstelling en cultuur constateert of zijn dat de regenteske politici die deze veranderingen op kousenvoeten door het parlement loodsen?

‘Uiteindelijk leidt multiculturalisme tot een soort ‘gehomogeniseerde’ standaardmens, net als de übermensch’

Multiculturalisme als racistische strategie

Zoals Lebensborn en Holocaust deel uitmaken van een racistische strategie zo kun je ook zeggen dat multiculturalisme een racistische strategie is. Uiteindelijk leidt multiculturalisme namelijk tot een soort ‘gehomogeniseerde’ standaardmens. Blank, geel, rood, bruin en zwart houden op te bestaan, maar zullen zich mengen tot een soort van lichtbruin gemiddelde. De pluriformiteit van de mensheid waar Arendt zo op gesteld is verdwijnt in dat geval. Ook qua cultuur zullen verschillen, verder dan nu al het geval is, teruggedrongen worden. Het multiculturele project leidt uiteindelijk tot een wereldwijde monocultuur met een gehomogeniseerde mensheid. Het kan even duren, maar dat is wel waar het toe leidt.

Waar alle mensen tot hetzelfde ‘ras’ behoren, is uiteraard geen voedingsbodem meer voor racisme. Probleem is evenwel dat je racisme bestrijdt met een racistische strategie, een strategie namelijk die de bestaande populaties herleidt tot slechts één gecreëerde populatie, oftewel één ras. Het betreft daarbovenop een wereldomspannend project met als doel de menselijke natuur transformeren. Laat dat nu net zijn wat Arendt de nazi’s verwijt en waarom zij hun antisemitisme totalitair noemt. Behalve een racistisch project is het multiculturalisme dus ook een totalitair project dat de pluriformiteit van de mensheid ondermijnt.

Een soort fokprogramma

Als multiculturalisten zeggen dat grenzen er niet toe doen, dat niemand illegaal is, of dat nationaliteit onvoorwaardelijk behoort te zijn, dan zeggen ze in feite dat natiestaten geen exclusiviteit meer mogen claimen. Als je dan ook stelt dat de verschillen tussen volksgemeenschappen ofwel etniciteiten moeten integreren in plaats van segregeren, dan zeg je in feite dat de gehele wereldbevolking één volksgemeenschap moet worden. Dikwijls spreekt men liever over culturen dan over volksgemeenschappen of etniciteiten, omdat men er moeilijk mee overweg kan dat volksgemeenschappen ook voortplantingsgemeenschappen zijn: gezonde uitzonderingen daargelaten wordt bij voorkeur binnen de volksgemeenschap getrouwd en voortgeplant.

Als politici nu ernaar toewerken dat nationaliteit geen belemmering meer vormt voor de voortplanting, bijvoorbeeld door het hoger onderwijs te internationaliseren, dan verwordt de wereldbevolking tot één grote voortplantingsgemeenschap. Dat heeft tot gevolg dat de regionale verscheidenheid in het menselijk genoom zoals deze nu bestaat langzamerhand vermindert en uiteindelijk verdwijnt. Dit welbewust ‘homogeniseren’ van het menselijk genoom is daarbij, net als Lebensborn en de Holocaust, op te vatten als een soort fokprogramma in de zin van toewerken naar een voorspelbaar resultaat. Zo bezien kun je multiculturalisme, in de context van Hannah Arendt, als een racistisch project omschrijven.

Racisme noodzakelijkerwijs?

Maar veronderstelt een racistische strategie noodzakelijkerwijs ook racisme? Duidelijk moge zijn dat multiculturalisme geen genocide veronderstelt: in principe mag iedere volksgemeenschap zijn bijdrage leveren aan de toekomstige gehomogeniseerde mens.

Verder geldt dat racisme vooral een juridisch begrip is. Kenmerkend is dat bij het selectief toelaten van vooral Marokkanen en Turken tot de Nederlandse samenleving sinds de jaren ’60 nooit geklaagd is over racisme. Niemand zei: “Waarom niet ook Libiërs en Syriërs toelaten?” Dat heeft ermee te maken dat racisme, als een juridisch begrip, niet van toepassing is op wie je tot het land toelaat. Racisme is enkel van toepassing op wie zich in het land bevindt. Gezinshereniging gaat bijvoorbeeld om rechten van Nederlandse ingezetenen om familie over te laten komen. Zij kunnen de aanvraag doen, niet degenen die overkomen. Bij asielaanvragen gaat het om asielzoekers die al Nederlands grondgebied betreden hebben. Daarom vallen zij onder Nederlandse jurisdictie.

Het is mogelijk om door immigratie te stimuleren de bevolkingssamenstelling te veranderen, zonder echter de beschuldiging van racisme op zich te laden. Een racistische strategie zonder racisme is dus mogelijk. Daarmee echter is niet gezegd dat een racistische strategie daarom aanbeveling verdient.

 

CC-Foto: Hannah Arendt (Oct. 14, 1906 – 1975) by Ryohei Noda.