‘Karen Armstrongs morele zelfkastijding – compassie is niet de essentie van religie’

10-10-2017 14:26

Waar heeft Karen Armstrong compassie mee? Die vraag bleef mij bij tijdens het lezen van haar boek Compassie (2011), maar het is mij niet duidelijk geworden. Armstrong betoogt dat je je moet inleven in de Ander, de vreemdeling, de vijand, de andersdenkende, als het maar iemand anders is en dat je door je in te leven compassie krijgt voor die ander. Armstrongs wens is een betere wereld. Dat is prachtig. Wie een betere wereld wil staat voor ten minste drie problemen. Ten eerste: wat is een betere wereld? Ten tweede, hoe overtuig je andersdenkenden van jouw visie op een betere wereld? En, ten derde, hoe kunnen we de wereld veranderen richting een betere wereld? Armstrong is onduidelijk over wat zij een betere wereld vindt. Een wereld met compassie, maar wat houdt dat concreet in? Op de tweede vraag antwoordt Armstrong dat je anderen niet moet proberen te overtuigen van je gelijk, maar dat je over de ander moet leren en je in diens positie moet inleven. Op de derde vraag is Armstrong het duidelijkst in negatieve zin: zij vindt het een verkeerde benadering om kritiek te uiten, maar bepleit daarentegen dat je je in de ander en zijn of haar religie moet inleven.

Drogreden van de roze bril

Het centrale idee van Armstrong, dat de essentie van religie compassie is, is gebaseerd op een drogreden. Laat ik het de ‘drogreden van de roze bril’ noemen: alles wat goed is in de wereld komt van religie, alles wat slecht is en wat lijkt met religie van doen te hebben heeft er niets mee te maken, want ofwel het is een pervertering van de ware religie, ofwel het is een leugen. Voor Armstrong zijn religies per definitie pacifistisch, strevend naar rechtvaardigheid, harmonie en gelijkheid. Religie gaat volgens haar om compassie. Armstrong komt uit een sprookjeswereld (letterlijk want ze heeft een poos als non in een klooster geleefd) en legt de werkelijkheid op haar procrustesbed:

Alle religies benadrukken dat compassie een blijk van ware spiritualiteit is en dat ze ons in contact brengt met de transcendente aanwezigheid die we God, Brahma, nirwana of tao noemen. Alle religies hebben hun eigen versie geformuleerd van wat soms wel de ‘gulden regel’ wordt genoemd: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’ […] Verder benadrukken ze allemaal dat je menslievendheid niet mag beperken tot je eigen groep. Je moet zorgzaam zijn voor iedereen – zelfs je vijanden.

De donkere kant van religie

Armstrong poneert hiermee een nieuwe essentialistische betekenis van wat religie inhoudt, waarmee zij het merendeel van de gelovigen tot ongelovigen verklaart. Oorlogen en geweld hebben volgens Armstrong niets te maken met religie: ‘In werkelijkheid zijn de oorzaken van een conflict meestal hebzucht, afgunst en ambitie, maar vaak wil men deze egocentrische retoriek verhullen. De laatste jaren is religie vaak ook gebruikt ter rechtvaardiging van wreedheden die juist indruisen tegen de heiligste waarden van die religie.’ Dus, het door de IS uitgeroepen kalifaat heeft volgens Armstrong niets met de islam te maken. Armstrong wil niet zien dat er een donkere kant zit aan religie.

Het boek Compassie is een uitwerking van Armstrongs veelbekeken TEDtalk over compassie. Uit die lezing kwam in 2009 het Charter for Compassion voort, een multireligieus handvest:

Het principe van compassie ligt ten grondslag aan alle religieuze, ethische en spirituele tradities, en roept ons op om ieder ander altijd te behandelen zoals we zelf willen worden behandeld.

Armstrong is antropocentrisch

Alle religies, alle ethische en spirituele tradities worden op een hoop gegooid en er wordt een essentie uit gedestilleerd, een positieve (en levensgevaarlijke) versie van de Gouden Regel. De Gouden Regel heeft een positieve versie, zoals die in het Handvest, en een negatieve versie: wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. De positieve versie is gevaarlijk. Stel jij wilt seks met iemand, dan kan je volgens deze regel denken dat het OK is om je aan die persoon op te dringen. De positieve versie van de gouden regel is paternalistisch en daarmee een bedreiging voor de vrijheid van het individu. De negatieve versie van de gouden regel levert liberalisme op dat de vrijheid van het individu als centrale waarde heeft. Armstrong heeft de verkeerde versie te pakken.

Soms lijkt het alsof Armstrong iets zinnigs te zeggen heeft: ‘Verder is het nodig dat we er zowel in het openbare als in het persoonlijke leven consistent en vol mededogen van afzien anderen pijn te doen.

Als het bij deze stelling zou blijven dan zou je kunnen denken dat Armstrong pleit voor humanisme, liberalisme en veganisme. Om met dat laatste te beginnen: het consumeren van dierlijke producten gaat gepaard met pijn en leed van dieren. Carnisme – het consumeren van dierlijke producten – is een voorbeeld van een gebrek aan mededogen. Niet alleen een gebrek aan mededogen voor niet-menselijke dieren, ook een gebrek aan mededogen voor toekomstige generaties (de intensieve veehouderij vormt een zware belasting voor het milieu). Armstrong is antropocentrisch en speciësistisch. Nergens geeft ze blijk te beseffen dat compassie niet alleen intermenselijk is. Compassie beperken tot mensen is inconsistent en willekeurig. Toch is het vreemd dat Armstrong volhardt in speciësisme want ze haalt Albert Schweitzer aan als voorbeeld van iemand die leeft vanuit compassie met het leed van anderen en ‘vooral het lijden van dieren.’ Wie pleit voor compassie is veganist of inconsistent en immoreel.

‘Kwetsende’ religiekritiek

Armstrong betoogt dat compassie geoefend en aangeleerd kan worden door je in anderen in te leven. Zij meent dat hierbij een belangrijke rol is weggelegd voor de literatuur.

Een tragisch toneelstuk maakt ons bewust van de rol die kunst kan spelen als we onze sympathie willen uitbreiden. Toneelstukken, films en romans stellen ons in staat met onze fantasie een ander leven binnen te gaan en ons door empathie te identificeren met mensen die andere ervaringen hebben gehad dan wijzelf.

De focus in het boek ligt echter niet op de onderdrukking door religie (zoals homo’s, vrouwen en andersdenkenden) maar het gaat over uitingen van religiekritiek die kwetsend voor gelovigen zijn of als haat zaaiend worden aangemerkt. Zo spreekt zij haar afkeer uit over ‘minachtende uitlatingen’. ‘We moeten ons ervan bewust worden dat onze impulsieve woorden en daden gevolgen kunnen hebben die we nooit hadden voorzien.’ Armstrong heeft zo’n verdraaide, zo’n überoptimistische blik op religies dat ze de kritiek op religie erger vindt dan de onderdrukking door religie. Ze lijkt zelfs te suggereren dat als er al geweld voorkomt in religie dat dit komt door religiekritiek en ‘minachtende uitlatingen.’

Moeder Theresa als voorbeeld van compassie?

Als je Armstrong leest lijkt het alsof de Westerse samenlevingen in een diepe morele crisis verkeren: ‘Compassie is in deze tijd zo ver uit het zicht geraakt dat velen in verwarring zijn over wat er nodig is.’ De meeste westerse liberale democratieën hebben een verzorgingsstaat. Een verzorgingsstaat is geïnstitutionaliseerde compassie.

Als lichtend voorbeeld van compassie noemt Armstrong Moeder Theresa, de vrouw die de armen die ziek waren echter liet sterven zonder medicatie of pijnstillers. De vrouw die abortus het ergste vond dat de mensheid had bedacht. Moeder Theresa is een mythe van compassie. Aan dat soort compassie heb je bitter weinig, en zeker de slachtoffers niet. Christopher Hitchens schrijft over haar:

[Mother Teresa] was not a friend of the poor. She was a friend of poverty. She said that suffering was a gift from God. She spent her life opposing the only known cure for poverty, which is the empowerment of women and the emancipation of them from a livestock version of compulsory reproduction.

Weinig compassie onder religieuze druk

Volgens het mensbeeld van Armstrong is de mens van nature egoïstisch, gewelddadig en kortzichtig maar hebben we door religie geleerd om compassie te hebben: ‘Alle religieuze stelsels hebben ontdekt dat het inderdaad mogelijk is om de uit compassie voortkomende vermogens te stimuleren [….]’. Toch is compassie voor andersdenkenden, homoseksuelen en atheïsten is bijzonder laag in landen waar religieuze stelsels een stempel op de samenleving drukken. Armstrong heeft een soort Efteling van religie gecreëerd in haar hoofd die niets met de wereld zoals die is te maken heeft.

Soms lijkt Armstrong iets zinnigs te beweren:

We hebben een natuurlijk vermogen voor zowel compassie als wreedheid. We kunnen de nadruk leggen op die aspecten in onze tradities – religieus of seculier – die spreken van haat, uitsluiting en achterdocht, óf we kunnen de aspecten ontwikkelen die de nadruk leggen op de onderlinge afhankelijkheid en de gelijkheid van alle mensen.

Haat prediken

Haat prediken komt in veel religies voor, inclusief in de zogenaamde heilige boeken. Hoe staat Armstrong hier tegenover? Hoe kijkt zij aan tegen religieuze opvattingen over gelijkheid waarbij mensen niet gelijkwaardig worden behandeld (zoals kledingvoorschriften voor vrouwen, of het weigeren handen te schudden met vrouwen).

Als Armstrong schrijft: ‘Vanuit ons egoïsme identificeren we ons liever met de ene opvatting dan met de andere, worden we twistziek en onvriendelijk, zeggen we dat dit niet dát kan betekenen, en denken we de plicht te hebben anderen te veranderen zodat hun mening aansluit bij die van ons.’ Wat een ondoordachte woordenbrij. Is het niet goed om je wel met de ene opvatting (mensenrechten bijvoorbeeld) dan met de andere opvattingen (sharia) te identificeren? Waarom zou er sprake zijn van twistziekte of onvriendelijkheid wanneer je vanuit moreel perspectief tegen de sharia bent? Is het geen morele plicht om te proberen anderen af te houden van het schade berokkenen aan anderen?

‘Zich openstellen’

Het gaat er niet om dat anderen denken zoals ik, het gaat erom dat niemand anderen schade berokkent. Armstrong kiest hier voor de optie van morele gelatenheid en indifferentie. Zij verzet zich tegen het verzet tegen onderdrukking. Ze schrijft: we moeten ‘de waarden van onze tegenstanders niet als barbaars van de hand wijzen omdat ze vreemd op ons overkomen.’ Hoe zit het dan met uithuwelijking, eerwraak, besnijdenis, afkeer van homoseksualiteit, vlees eten, irrationele taboes? Armstrong voegt er nog enigmatisch aan toe: ‘Mogelijk merken we dat we dezelfde waarden hebben, maar dat we die heel anders tot uiting brengen.’ Bedoelt Armstrong dat theocratieën dezelfde waarden hebben als liberale democratieën, dat humanisme en salafisme dezelfde waarden hebben zoals astronomie en astrologie gelijkwaardig zijn omdat ze allebei over sterren gaan?

Armstrong vraagt retorisch: ‘Stelt u zich echt open als u uw opponent aanhoort?’ Ik heb een behoorlijk kort lontje als ik met gelovigen of vleesvreters discussieer. En nee, ik sta niet open voor hun posities. Ik heb me ingegraven in mijn morele en epistemologisch gelijk. Maar let wel, ik heb me erin ingegraven door het overwegen van de pro en contra redenen. Zowel atheïsme als veganisme zijn weloverwogen posities. Het zou toch vreemd zijn om van een wiskundige te verwachten ‘echt open te zijn’ voor mensen die niet kunnen rekenen en beweren dat 2 + 2 = 5.

Een Stockholmsyndroom bepleiten

Armstrong bepleit een Stockholmsyndroom jegens vijanden: heb uw vijanden lief. Ten eerste door te bedenken dat jouw vijanden wel een rot jeugd of zo gehad zullen hebben: ‘Begin met u te realiseren hoe weinig u werkelijk weet en probeer meer te ontdekken over de geschiedenis van uw vijand.’ Dan voegt ze eraan toe wat wij zelf ook niet zulke lieverdjes zijn geweest: ‘[…] vergeet niet dat uw eigen natie of uw eigen traditie ook tekortkomingen heeft en hoogstwaarschijnlijk in het verleden grote misdaden heeft begaan.’

Armstrongs boek is, zoals ze zelf beweert, een zelfhulpboek in twaalf stappen voor compassie. Zij put haar inspiratie uit religieuze tradities, maar ze benadrukt dat ‘het twaalfstappenprogramma niet afhankelijk is van een religieuze overtuiging of een geloof in het bovennatuurlijke.’ Armstrongs pleidooi is gesteld in wat filosoof Paul Cliteur aanduidt als moreel Esperanto, een universele morele taal. Hoewel Armstrong inspiratie put uit religies, is haar boek een seculier betoog. Het ideaal dat Armstrong voor ogen staat is ‘onpartijdige, universele liefde tot stand brengen.’ Als filosoof ben ik terughoudend als het gaat om liefde. Uit (zogenaamde) liefde kunnen mensen de meest verschrikkelijke dingen doen. Ik zie meer heil in de filosofische traditie die de nadruk legt op mensenrechten en (sociale) rechtvaardigheid (zoals John Rawls).

Activisme, wel of niet?

‘We moeten onze taak echter niet benaderen met de strenge gedrevenheid van een activist,’ schrijft Armstrong vermanend. Maar zijn het niet juist activisten die zich laten horen en zo vanuit compassie opkomen voor het leed of de onderdrukking van anderen? ‘In ons overzicht horen woede, frustratie en ongeduld niet thuis.’ Ik denk dat ik niet hoog scoor in de ogen van Armstrong. Mijn compassie met het leed van anderen leidt tot woede jegens de daders; ik voel frustratie omdat ik er zo weinig aan kan doen en ongeduld voel dat het leed aan blijft houden. Even verder spreekt Armstrong echter weer positief over activisten: ‘In de jaren zestig van de twintigste eeuw hebben activisten voor burgerrechten en feministen een verandering teweeggebracht in de manier waarop we over etnische verschillen en verschillen tussen man en vrouw spreken en denken.’

Ze schrijft het niet expliciet maar het is duidelijk dat dit een anti-Dawkins, een anti-New Atheïsts boek is. Armstrong vindt dat het geen goede strategie is om in een dialoog te proberen je gelijk te krijgen. Het lijkt mij dat Armstrong een andere benadering wil propageren om met religie om te gaan, geen kritiek maar een open houding van dialoog.

Geïmmuniseerd tegen religiekritiek

Mijn boek Filosofie voor een betere wereld is eenzelfde project als dat van Armstrong. Het is een pleidooi voor compassie en een filosofische precisering van de negatieve versie van de gouden regel, en een uitbreiding naar zowel toekomstige generaties als niet-menselijke dieren. Ik wil met mijn theorie proberen het onnodig leed in de wereld te verminderen of te voorkomen, door het gedachtenexperiment dat ik universeel subjectivisme noem: leef je in in de meest slechte positie in een samenleving en probeer dan te kijken wat er in de samenleving veranderd moet worden om die positie maximaal te verbeteren. Ik ben het met Armstrong eens dat je je inlevingsvermogen moet trainen en oefenen, zoals door kennisneming van literatuur. Peter en Renata Singer hebben hier een mooi boek over samengesteld: The Moral of the Story. An Anthology of Ethics through Literature (2005).

Een van de posities waarin je jezelf moet kunnen inleven is of jij in willekeurig welke religieuze traditie zou willen opgroeien als je daar de keuze voor zou hebben: Zou jij (als homo) willen opgroeien in een orthodox islamitisch /joods/christelijk gezin? Zou jij als vrouw in een streng islamitisch gezin willen opgroeien en vervolgens uitgehuwelijkt willen worden aan een neef? Zou jij besneden willen worden? Dit zijn vragen waar Armstrong aan voorbij gaat. Voor haar zijn alle religieuze tradities even mooi – en mochten er wat onwelvoeglijke tradities zijn, dan is dat in haar ogen niet de echte religie. Zo heeft Armstrong zich geïmmuniseerd tegen religiekritiek: religie is mooi en compassievol. Bij Armstrong is er geen criterium om andere opvattingen (tradities, gebruiken, rituelen) moreel aan te toetsen. Armstrongs aanbeveling is open staan voor de ander en je oordeel opschorten en als je iets ziet dat je niet bevalt dan is dat ofwel een vooroordeel en heb je de essentie niet begrepen, ofwel het heeft niets met religie te maken.

Armstrong als christelijke flagellant

Armstrongs benadering doet denken aan de christelijke flagellanten die zichzelf, in godsdienstwaanzin, geselden in de hoop dichter bij god te komen. Armstrong vindt dat de lezer vooral bij zichzelf te rade moet gaan. Het probleem zit volgens haar bij een gebrek aan compassie bij jou als lezer, niet bij de ander. Als jij maar inziet dat jouw vooroordelen over vreemdelingen, buitenlanders en met name moslims onjuist zijn, dan is een groot deel van het probleem opgelost. Dat is de geseling die jij bij jezelf moet doen. ‘We kunnen niet redelijkerwijs verwachten dat de leiders van ons eigen land of van andere landen een humaner beleid gaan voeren als we zelf een egoïstisch, onvriendelijk en hebzuchtig leven blijven leiden en allerlei vooroordelen de vrije teugel laten.’

Armstrong heeft geen oog voor slachtoffers – behalve voor degenen die zich gekwetst voelen. Met compassie à la Armstrong schieten de slachtoffers niets op. Armstrong voegt zich hiermee in de traditie van de sadistische compassie van Moeder Theresa. Armstrong ziet daders aan voor slachtoffers en aanklagers als daders. Bij vrijzinnige gelovigen gaat Armstrongs pleidooi voor morele zelfkastijding erin als gods woord in een ouderling, maar wat hebben de slachtoffers eraan?

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens