In ‘De kuur’ krijg je de familieperikelen van de Quote-500 op je schoot

15-11-2017 15:07

Als ergens ‘de waarheid’ niet alleen allang is gesneuveld, maar ook voorgoed, buiten de dampkring, op weg is naar een onachterhaalbaar zwart gat, is het wel de wereld van het Literaire Oordeel. Vroeger, ja, vroeger bestonden er nog recensenten die kaf van koren wisten te scheiden. Die als voormannen of -vrouwen hun publiek met gezag naar bepaalde boeken kon doen grijpen en het dusdanig kon beïnvloeden dat schrijver A, B of C, na de publicatie van een minder of afschuwelijk boek, collectief van een sokkel werd getrokken. Hoe anders is dat nu! Op een woud van platforms braken zwermen recensenten hun mening uit over een pas verschenen boek, ogenschijnlijk tot niet meer in staat dan een kanttekening of een bescheiden rapport (‘beviel wel’ of ‘beviel niet’), alsof het over een salade gaat in plaats van een serieus gecomponeerd kunstwerk. En ondertussen blijft de boekenstroom in al zijn krankzinnige veelzijdigheid op de consumentenmassa af denderen, nergens meer ingeperkt door het chagrijn van de recensent.

Jort Kelder met paar slokjes teveel op

Bovenstaande verwarring, of noem het gebrek aan regie, doet zich in extremis voor bij de roman ‘De kuur’ van Emily Kocken (1963), dat door recensenten als Kees ‘t Hart (De Groene) en Arjan Peters (VK) luidkeels (doch weinig overtuigend) werd bejubeld, terwijl radiocoryfee Mieke van der Weij in de NCRV-gids moeite had om de laatste pagina te halen. Recensiesite Tzum roept op zijn beurt ‘wees wat duidelijker!’ tegen schrijfster Kocken, een schreeuw die ik maar al te goed begrijp, want hier lijkt een schrijfster aan het woord die babbelziek is, al weet ze deze ziekte – zoveel is helder – met de nodige zwier op papier te krijgen. O ja, waar gaat ‘De kuur’ eigenlijk over? Goeie vraag. Het gaat over een zeer welvarende familie, waarvan de pater familias, Yves Altman (directeur van congrescentrum RAI), 60 wordt. En daarbij zijn zinnen heeft gezet op een sneeuwvakantie naar Davos, geëscorteerd door zijn vier kinderen uit twee eerdere huwelijken, alsmede zijn nieuwe geliefde, genaamd Barbara. (Bij wijze van het naspelen van zijn favoriete boek, ‘De Toverberg’ van Thomas Mann.) Kocken gooit ons in een universum van probleemloze, zij het wel aan vermoeidheid lijdende rijkdom. Kees ‘t Hart ziet, naar analogie van ‘De Toverberg’, allerlei profetische verwijzingen in het boek naar maatschappelijke ineenstorting, maar, sorry, ik bleef voornamelijk steken in de doorgesnoven schrijfstijl van Kocken, die afkomstig lijkt van een literair bevlogen Jort Kelder met een paar slokjes teveel op. Alleen al in de eerste hoofdstukken raak je zowat de draad kwijt. En dat is dan nog ver voor de latere kennismaking met de veelkoppige familie, die van (nogmaals) zwierig beschreven maar overbodige weetjes aan elkaar hangt. Al lezend krijg je het idee dat Kocken net zo goed op 500 of 1000 pagina’s had kunnen uitkomen. Het proza is niet onplezierig, maar wel oeverloos.

Waagstuk is toejuichen waard

Aangezien er in overige recensies al uitvoerig is ingegaan op de gelijkenissen tussen ‘De toverberg’ en ‘De Kuur’ verwijs ik, voor nadere details daarover, naar elders. Blijft over mijn eigen oordeel inzake deze roman. Daarbij ben ik geneigd voorop te stellen dat we – in een tijd waarin elke beroemdheid kennelijk de behoefte voelt elke scheet die hij of zij laat door een ingehuurde broodschrijver aan het publiek te tonen en ook literaire coryfeeën steeds vaker hun zielenroerselen uit de toiletpot grissen om er de boeken top-10 mee te bestijgen – de gewaagde onderneming van Kocken (een remake van ‘De toverberg’) dienen toe te juichen. Dat uit dit waagstuk een reeks personages naar voren komt, dat zelden van hun schepper verlost raakt, opgesloten blijft zitten in diens springerige stijl, valt te betreuren. En wat de plotlijn van dit boek betreft (voor zover aanwezig, dan): het eerste deel is een wel erg ruim opgezette introductie naar alle personages, en wat daarna in deel twee en drie volgt vermocht mij niet zodanig te boeien dat ik naar het einde werd toe gezogen.

Allemaal ‘spielerei’

Sta mij toe te eindigen met het cliché dat ‘De kuur’ vooral nieuwsgierig maakt naar nieuw werk van de schrijfster. De indruk dat dit allemaal ‘spielerei’ is, verliet me bij het lezen zelden. Stel je voor, dacht ik, als Emily Kocken wérkelijk een onderwerp bij de hoorns te pakken heeft en wérkelijk een prooi ziet om zich in vast te bijten, dan wordt ‘De kuur’ mogelijk ooit herdrukt als de vergeten opmaat naar Het Grote Meesterwerk.

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens