Opinie

De polariserende werking van de term ‘witte man’

20-12-2017 23:07

Er wordt tegenwoordig onderscheid gemaakt tussen ‘witte’ en ‘zwarte’ mensen. Dat is de retoriek die heerst. Het polariseert, want hoewel ‘zwart’ hier wel een te verdedigen karakteristiek is (mensen uit diep Afrika), is ‘wit’ dat niet, ‘blank’ is beter. De Rotterdamse denker en opvoeder Henk Oosterling noemt filosofie zelfs een ‘witte-mannen-ding’. Beledigend, manipulerend en een sterk staaltje verloochening. Zo wordt een dialoog, die toch best vruchtbaar zou kunnen zijn, geheel uitgesloten. Deze houding kan algemeen aangetroffen worden en wordt versterkt en opgeroepen door de macht van de heersende media en politiek, die sterk met elkaar verstrengeld zijn geraakt. Men probeert de status-quo, onder invloed van een bepaald discours, te handhaven en wat daarbij in de weg staat is onwelkom.

Niet sympathisch, maar wel empathisch

De ‘witte man’ wordt impliciet schuldig verklaard vanuit slachtofferschap van minderheden, waaraan men precies schuldig is wordt er niet bij gezegd. Is het een vorm van wraak achteraf op onze voorouders, die door ons vereffend moet worden, omdat men dit goed kan gebruiken? Inderdaad wordt dit als achtergrond gebruikt om verhoudingen binnen de samenleving te veranderen en de ‘witte man’ aan te vallen. Zie daartoe het boekje van Groen-Links parlementariër Zihni Özdil ‘Nederland mijn Vaderland’. Het zijn voorbije tijden die op het heden worden geprojecteerd. Opvallend is overigens dat men alleen spreekt van ‘witte man’ en niet van ‘witte vrouw’, men kan daar ook een schijnheilige tactiek in bevroeden. Verder is het inmiddels geaccepteerd gebruik geworden, in de samenleving, cultuur en politiek, dat de ‘oude kille Nederlander’ wordt afgezet tegen de ‘nieuwe warme Nederlander’. Niet exact in deze termen, echter wél klinken de woorden ‘fascisme’ en ’empathie’, die tegenover elkaar gesteld kunnen worden. Hierbij dient nog opgemerkt te worden dat die empathie (meevoelendheid) in de praktijk vaker neerkomt op sympathie en dat er daarnaast onder de ‘kille Nederlanders’ velen zijn die niet zozeer sympathisch, maar wel degelijk empathisch zijn.

De ‘kille Nederlander’ mag niet op zijn eigen voordeel uit zijn, van hem wordt slechts verwacht dat hij meebetaalt aan het geluk van de nieuwkomer, wiens egoïsme daarentegen wordt aanbeden en als een recht wordt beschouwd. Via een cirkelbeweging van deze alomtegenwoordige moraal, waarin geen van de voorgenoemde schakels mag ontbreken wil zij werken, wordt van de gewone blanke Nederlander een slecht mens en een sukkel gemaakt. Dat werkt door op verschillende vlakken in de samenleving. Als dat zo doorgaat, is het wachten tot de vlam in de pan slaat en daar is geen enkele partij bij gebaat lijkt mij. De zwarte-pieten discussie is daarvan misschien slechts een voorbode. Om daar nog iets aan toe te voegen, ook al zit Sinterklaas weer warmpjes in Spanje: ‘zwarte piet’ heet Piet, ik ken verder weinig zwarte mensen die Piet heten. Dat is ook vrij gemakkelijk uit te leggen aan kinderen.

Functioneren van samenleving staat op het spel

Vooral het blanke volk van de grote steden weet zich nauwelijks nog te verweren, zij is bang om voor ‘fascistisch’ door te gaan. Het volk weet niet op welke partij het nog moet stemmen, want Wilders’ PVV weet zich onvoldoende te profileren door een negatieve grondhouding (en zijn veroordeling door de rechter, die mijns inziens overigens terecht was) en de meeste andere partijen kiezen voor een links-progressieve koers als het gaat om het thema integratie, met het vertellen van ‘deugverhaaltjes’, wat het onbehagen onder de bevolking eerder versterkt dan dat het oplossingen biedt. Fragmentatie van politieke partijen helpt ook niet bepaald mee. De kiezer is ten einde raad. Alleen enkele populaties in het achterland weten zich nog te verzetten en gaan op haar schreden staan, wanneer een zeer waardevolle traditie als Sinterklaas op het spel staat. Maar ‘onze’ regering heeft daar weinig boodschap aan.

Hoe lang dit nog door kan gaan is de vraag, het functioneren van de samenleving staat op het spel, aangezien het grootste deel van de bevolking nog altijd blank is. Van de landelijke pers hoeven we niet veel te verwachten. De politiek volgt de media en andersom, vanwege hetzelfde discours. Dat is de veilige weg. Zo keert de media zich in ieder geval niet tegen de politiek en worden de mensen niet opstandig. Men kan zich dan ook ook afvragen wat er nog over is van de kritische functie van deze media, des te meer aangezien deze zich hebben samengevoegd in enkele landelijke media-conglomeraten, als gevolg van de vele overnames die plaatsvinden. Regionale dagbladen laten zich toe-eigenen door de landelijke pers, ze blijven wel bestaan, maar hebben hun onafhankelijkheid verloren.

Een splijting van het volk

Machtsconcentratie en monopolie gaat gepaard met discipline, dit lijkt ook op te gaan voor de journalistiek. Alles wat te veel afwijkt van de mainstream journalistiek wordt niet gepubliceerd, welk recht men overigens heeft, het zou immers ook ‘snijden in eigen vingers’ zijn, of dusdanig gemodelleerd dat het wel past. Van media-pluralisme is weinig sprake, daarvoor moet men het internet op. Kleine journalistieke media en opinievorming op internet floreren. Deze media zetten zich af tegen het mediaconglomeraat, er kan gesproken worden van een mediastrijd, en hechten sterk aan onafhankelijke opinievorming. Wel zou het mijns inziens raadzaam zijn voor deze media om een fysieke krant of tijdschrift uit te geven, zodat haar stem meer ingang kan krijgen. Sid Lukkassen heeft zich wat dat betreft onderscheiden, hij heeft zijn vele online-artikelen weten te bundelen in zijn boek ‘Levenslust en Doodsdrift’, een aanrader voor mensen die weinig fiducie hebben in het bondgenootschap dat de politiek met de heersende media heeft gesmeed en voor wie zich verder in deze en aanverwante thematiek wil verdiepen.

De gemeenschapszin onder de bevolking en ook haar gezondheid wordt bedreigd en moet, indien mogelijk, worden hersteld. De schade kan in ieder geval worden beperkt door af te rekenen met het oppositionele denken en het etiket ‘witte man’. Blanke intelligente mannen die hun onvrede (en zorg) uiten aangaande maatschappelijke ontwikkelingen en ‘witte’ voetbalaanhangers die hun woede uiten via spreekkoren, worden in de ‘witte-mannen’ mythe met elkaar vereenzelvigd. De blanke middenklasse betaalt vooral belasting, wil de zaak niet opdrijven en houdt zich afzijdig om zo niet nog ook veroordeeld te worden. Concurrentie en spanningen op de arbeidsmarkt voor jonge mensen nemen toe, intelligentie is geen exclusief kenmerk van blanke mensen. Werkloosheid onder het volk dreigt als gevolg van robotisering, wat een voedingsbodem is voor meer ontevredenheid en onrust. De PVV en GL staan wat denkbeelden betreft radicaal tegen over elkaar en vertegenwoordigen een splijting van het volk. Onder deze omstandigheden kan een samenleving niet opbloeien.