Column

Opzij is bang voor feminisme

26-03-2015 11:35

Een ode aan de moeder, daarmee begint de nieuwe Opzij. Viva la mama op de catwalk bij Dolce & Gabbana. De nieuwe koers onder de nieuwe hoofdredacteur Irene de Bel is daarmee definitief gezet. Het blad is vernieuwd en daar moest wat media-aandacht voor gegenereerd worden. Daarom verscheen bij deze editie ook de Ophij, een eenmalig eigen blad voor mannen. Reuze progressief, zo’n scheiding tussen mannen en vrouwen. Om het nog erger te maken etaleert Irene de Bel zelfvoldaan haar stuitende gebrek aan kennis van de vrouwenbeweging.

Enkel zeikwijven

Toen het Maagdenhuis in mei 1969 werd ontruimd kregen de bezetters allemaal een boete. Voor de mannen was die hoger dan voor de vrouwen. Bespottelijk vonden Huub Philippens en Anne Marie Vankan dat. Zij waren een stelletje. Waarom zou een vrouw minder moeten betalen? Is zij niet evenzeer verantwoordelijk voor haar daden? De gesprekken die ze daarover voerden met hun vrienden en de gebeurtenissen in de VS leiden tot het ontstaan van Dolle Mina, de beroemde actiegroep die Nederland in januari 1970 kennis liet maken met het feminisme. Hoewel de meisjes de meeste media-aandacht kregen, bestond Dolle Mina uit vrouwen en mannen.

Een van de grootste leugens over de Tweede Feministische Golf is die ontkenning van de betrokkenheid van mannen. Die past namelijk niet in het frame van zeurende zeikwijven. Dat frame werd populair in de jaren ’90, toen feminisme ineens een vies woord werd. Media hadden daar een sterke hand in. Wat we de backlash tegen feminisme noemen kreeg vorm in postfeminisme: het idee dat seksegelijkheid behaald was. Feminisme was niet meer nodig, vrouwelijkheid (in de vorm van een verleidelijk lichaam) moest gevierd worden en girl power was overal.

Gezellig neoliberaal

In die jaren ’90 groeide Irene de Bel op. Ze is ze nooit ontstegen. Voor haar was de Tweede Golf een “eensgezinde club … waarin iedereen zo’n beetje hetzelfde vindt” en die nu niet meer bestaat. Wat haar aanspreekt is het “sexy feminisme van Beyoncé”. In het hoofdredactioneel commentaar van de verse Opzij schrijft ze verder dat “[o]m ook de laatste losse eindjes van de emancipatie op te pakken” de steun van mannen nodig is. Zoveel onwetendheid in zo weinig woorden. De Tweede Golf was divers, geenszins eensgezind, en mannen namen dus vanaf het begin al deel.

Het nieuwe feminisme van de nieuwe Opzij is niet nieuw, het is een herbewerking van postfeminisme met een vleugje powerfeminisme van Heleen Mees. Opzij is nu vooral een blad voor moeders. Tech ontbreekt – op een waarschuwend stukje over Twitter na (pas op wat je daar schrijft!). In plaats daarvan gaat het over relaties, over familie, over werk en zorg combineren. Covermodel Sofie van den Enk wil lekker neoliberaal “de grenzen van haar eigen kunnen” opzoeken. Uit alle artikelen spreekt de gezellige can-do mentaliteit die zo kenmerkend is voor dat postfeminisme uit de jaren ‘90: we zijn al heel ver, we moeten alleen nog de laatste loodjes.

Beklemmend gezapig

De wereld van Opzij is net zo beklemmend vredig als de wereld van Holland Park, waarin iedereen voorspoedig wit en cis en hetero en middenklasse is. Nergens gaat het over ongelijkheid, nergens gaat het over macht. Geen enkel artikel spreekt over onderdrukkende mechanismen. Er is maar één stuk dat prikkelt, over ‘lipglossmoslima’s’ (hallo cosmoterm!). Daarin wordt gesteld dat emancipatie en de hoofddoek niet samengaan. Het veel besproken onderzoek van Ruud Koopmans over fundamentalisme onder Nederlandse moslims wordt gebruikt om moslima’s met een hoofddoek te bezoedelen. Ze zouden conservatief zijn en te weinig actief op de arbeidsmarkt. Er komt geen enkele moslima zelf aan het woord. Haar wordt traditionele opvattingen verweten: “stereotiepe ideeën over genderrollen”. Dat de hele Opzij daar zelf vol mee staat mag de bashing-pret niet drukken.

De bijhorende Ophij is al even uitsluitend en rolbevestigend. Het is een blad voor witte vaders, over mancaves en oppasopa’s. Filemon Wesselink mag gedurende acht pagina’s uitleggen dat feminisme “een imagoprobleem heeft” en dat het moet gaan om “vrije keuze”. De Ophij is bedoeld voor “de mannelijke lezer” schrijft Irene de Bel. Het is onduidelijk wat mannelijk dan is, hoe een mannelijke lezer dan leest. Ben ik dat in mijn Star Wars-trui of moet je daar een piemel voor hebben? Het ongemak wordt pijnlijk zichtbaar in een column van Willem Bosch, die raak zegt dat hij niet de “Oskar Schindler van het feminisme” wil zijn.

Boos

Vroeger lazen veel feministen de Opzij uit plichtsbesef. Nu is er geen enkele reden meer om de Opzij te lezen. Adverteerders lijken dat ook te zien: slechts tien pagina’s in Opzij (dat 98 pagina’s telt zonder cover). Waarom zou je ook? Voor gekeuvel over moederschap lees je liever de Kek Mama. De eigentijdse witte hetero cisvrouw is veel beter af met de LINDA, een blad dat net zo essentialistisch kijkt naar gender als Opzij, maar dat wel uitgesproken durft te zijn. Voor alle mensen die interesse hebben in feminisme is er het internet. Daar zitten we namelijk niet meer in de jaren ’90.

Juist in een tijd waarin actievoeren weer terug lijkt te komen, waarin mensen boos worden omdat hen een betere wereld was beloofd, kiest Opzij een koers van pais en vree. Uit de nieuwe Opzij spreekt geen strijd, maar angst voor feminisme. Dat is ongetwijfeld de schuld van hoofdredacteur Irene de Bel. Om in Maagdenhuistermen te blijven: de oplossing is helder. AF-TRE-DEN!!! AF-TRE-DEN!!!