Waarom ik niet naar de Matthäus ga

29-03-2013 13:00

Ik weet het, het is vloeken in de kerk, maar al die uitvoeringen van de Matthäus-passie kunnen me gestolen worden. Mij krijg je daar met geen tien paarden naar binnen. Daar zijn meerdere goede redenen voor te verzinnen, maar eigenlijk is er maar één: de Mattheus is het jaarlijkse hoogtepunt van Hollandse schijnheiligheid.

Een heel goede reden zou zijn dat ik écht geen zin heb om ruim twee uur lang in een keiharde kerkbank of op een stijf houten stoeltje te zitten. Vroeger was dat misschien heel gebruikelijk; nu kunnen we van de Matheus genieten vanuit een luie stoel. Sterker, op die manier kun je veel méér genieten dan wanneer je gedwongen wordt om je lichaam te radbraken. De uitvoeringen die je kunt kopen of downloaden zijn veel beter dan dat braaf-Hollandse gezingzang, en je hebt geen last van de kerkgalm, geschuifel, gekuch et cetera.

Lass ihm kreuzigen

Een andere uitstekende reden is dat ik geen zichtbare steun wil verlenen aan de overduidelijke anti-joodse inslag van het Matteüs-evangelie. De joden hebben het gedaan. Zij hebben de messias vermoord. Dat is de strekking van het verhaal waar iedereen braaf naar zit te luisteren. Goed, Mattheus legt het er niet zo duimendik bovenop als Johannes, waar de jodenhaat werkelijk van de pagina’s spat, maar toch. Het ‘lass ihm kreuzigen‘ klinkt uit alle schreeuwende kelen van het joodse volk, en dus konden de Romeinen (die eerste christenen wisten donders goed wie ze te vriend moesten houden) niks anders konden doen dan Jezus ter dood veroordelen. (Natuurlijk, God had het zo gewild, en Judas – lees: ‘de jood’ – was dus eigenlijk de uitvoerder van Gods besluit, en dus een prima kerel, maar het christendom is in logisch-theologisch opzicht nu eenmaal een volstrekte warboel, en die warrige theologie heeft christenen er niet van weerhouden om de joden eeuwenlang op te jagen.) Het is mij een raadsel dat een volk dat altijd zo keurig-burgerlijk zijn heilige afkeer uit wanneer het gaat om discriminatie, elke Paas vol overgave luistert naar de muzikale vertolking van een antisemitisch verhaal.

God is morsdood

En met ‘overgave’ kom ik bij de ware reden waarom die Nederlandse Mattheus-passie mij de neus uitkomt: het hemeltergende geleuter dat het luisteren zo’n spirituele ervaring zou zijn. Kijk, dat een reli-omroepje de Matthäus uitbuit en beroerde zangers uitnodigt om op tv de Matthäus te verprutsen (en dan voortdurend en verlekkerd vragen of ze die kwelers er nog een spirituele ervaring bij hadden… ja toch?), daar kan ik nog inkomen. Uit wanhoop worden de gekste ideeën geboren. Maar wat werkelijk misselijkmakend is, is dat een volk dat allang geen God meer kent, en dat uitsluitend en alleen nog de Mammon vereert, zo rond Pasen plots last krijgt van spirituele oprispingen.

God is hier morsdood. ‘Geestelijk’ is in dit land synoniem met ‘gestoord’ (of: ‘kinderlokker’). En ondertussen proberen we elkaar op de mouw te spelden dat we best nog wel een geestelijk volkje zijn. In onze eigen tijd, uiteraard. Wanneer het ons uitkomt. En zo ontstond in dit land de nationale toogdag der hypocrieten. Met Pasen kruipt men bij elkaar in kerken die verder de rest van het jaar leeg staan, om elkander te tonen hoe vreselijk ‘spiritueel’ men is. Oogjes dicht, zachtjes mee knikken met de muziek – en om de drie minuten weer even verzitten vanwege die pijn in je kont. Zelfs de minderheid die nog oprecht gelooft, en wellicht nog vaagjes weet wat een religieuze ervaring kan zijn, komt in een dergelijke lege omgeving van een koude kermis thuis.

Hypocriete, intens-burgerlijke, quasi-spirituele happening

Ik ben atheïst, en dus streng in de leer. Ik neem gelovigen graag de maat. De echte, maar vooral de schijngelovigen. Een religieuze ervaring komt je niet aanwaaien omdat je een plechtig gezicht trekt, en vrijwillig in een hardhouten bank gaat zitten. Een religieuze ervaring is niet te koop. Dat is dit goddeloze volk allang vergeten. Dit volk dat God heeft vermoord, denkt nu dat ze die ervaring voor een toegangskaartje kan kopen. Om dan vervolgens net te doen alsof de aankoop een succes is, en net te doen alsof men iets dieps ervaart. Zo tussen de krampscheuten door. Vechtend tegen de verveling, even opverend wanneer er weer een bekende melodie voorbij zweeft.

Ik blijf thuis. Ik hoor ‘Mache dich, mein herze, rein.’ En ik moet een beetje huilen om al dat volk dat van Bach een hypocriete, intens-burgerlijke, quasi-spirituele happening maakt. Als Jezus zou terugkeren op aarde, zou hij al die ongelovige smoelen met de zweep naar buiten ranselen.