Ken je klassiekers

26-03-2013 20:00

http://www.youtube.com/watch?v=cqyVZK5yN1E
Psychedelische papaverpaffers taffelden in december ’69 in groten getale naar het cinematheater, om als de sodemieter Fantasia te gaan zien. Daardoor werd deze artistieke en tevens derde lange rolprent van meestertekenaar Walt Disney een krakend kassucces en heeft sedertdien de status van cultfilm bereikt.

Faliekante flop

Fantasia stamt al uit 1940 en was destijds een faliekante flop, omdat het in dit kunstzinnige huzarenstukje jammerlijk ontbrak aan kinderlijk kleuteramusement. Bioscoopbezoekers verwachtten een aandoenlijke voorstelling in de geest van Disney’s Sneeuwwitje en Pinokkio, maar in plaats van een bonte kermis te zien, kwamen zij van een koude kermis thuis.

Wat dat guitige betreft, telt Fantasia één uitzondering: de scène met Mickey Mouse, die Disney in 1928 bedacht als vervanger van het typetje Oswald the Lucky Rabbit en baseerde op de huismuis van zijn boerderij. Aanvankelijk was Mickey, die in beginsel Mortimer Mouse heette, razend populair, maar eind jaren dertig was de populariteit van deze schalkse antiheld tanende.

Bloemlezing muziekliteratuur

In een manmoedige poging Mickey nieuw leven in te blazen, dokterde Disney het concept uit om hem als ongehoorzame magiër te etaleren, in een tekenfilm van een minuut of negen, waarin een muziekstuk van Paul Dukas centraal zou staan: L’apprenti Sorcier, oftewel De Tovenaarsleerling (1897). De productie van deze tekenfilm liep echter zó in de papieren, het Philhadelphia Orchestra dat de compositie inspeelde was ook niet een van de goedkoopste opties, dat Disney besloot om een bloemlezing uit de klassieke muziekliteratuur van tekenfilmbeelden te voorzien en zo zag Fantasia uiteindelijk het, toen dus zwaar tegenvallende, levenslicht. Het was een té artistiek ding, te zware kost. Zeker voor het Europese publiek, dat net enkele maanden gebukt ging onder de Duitse bezetter.

Dukas, een Franse componist die doorgaans niet te spreken was over zijn eigen composities en ze daarom meestal verbrandde, of weigerde uit te geven, baseerde zich voor zijn L’apprenti Sorcier op de ballade Der Zauberlehrling uit 1797 en is van de dichterlijke hand van Johann Wolfgang von Goethe. Die vertoefde destijds in Weimar, alwaar hij in een vriendschappelijke gedichtenwedkamp was verwikkeld met concullega Friedrich von Schiller.

Vanuit die onschuldige competitie ontstond Der Zauberlehrling, welke Goethe overigens echt niet zelf bedacht heeft. Hij ontleende zijn inspiratie hiervoor aan een raamvertelling uit Philopseudes van schrijver Lucianus van Samosata, uit de tweede eeuw na Christus. De moraal van het verhaal, waarin een tovenaarsleerling een voorwerp tot leven wekt, is bij Lucianus echter niet bezint eer gij begint, zoals bij Goethe. De Griekstalige scribent is het er in zijn epistel vooral om te doen om alle bijgeloof belachelijk te maken.

Vermaledijde veger

In het gedicht van Goethe, en dus ook in de verhalende compositie van Dukas, draait alles om een kleine toverpupil die met strontvervelende corveeklusjes opgescheept zit. Zodra zijn oude leermeester het huis verlaat, betovert de ondeugende jongeling een bezem, zodat die de stomme schoonmaakklusjes kan doen. Het loopt echter beetje uit de hand, doordat de tovenaarsleerling die bezem niet in bedwang kan houden. Omdat hij de toverspreuk niet kent, om die vermaledijde veger te doen ophouden, hakt hij zijn alsmaar water halende houten poetsknecht met een bijl doormidden, in de hoop dat de tovenarij dan ophoudt.

Het tegendeel is echter het geval: daardoor komen er juist meer en meer bezems bij en bezwijkt de leerling-tovenaar bijna onder een vloedgolf. Bijna, want zijn oude leermeester keert net op tijd huiswaarts om de betovering te verbreken. Voor straf geeft de tovenaar zijn leergast een flinke veeg uit de pan met de inmiddels niet meer betoverde bezem.

Minutieus

Het bijzondere en voor die tijd beslist vernieuwende aspect aan de getekende prent van Disney is dat de tekenfilm minutieus het verloop van de muziek volgt. Dusdanig extreem, dat de film tot op de tel nauwkeurig met het klankverloop van de muziek meeloopt en in dat opzicht is het een fabuleus voorbeeld van ondersteunende beelden die het verhaal van een melodie vertellen.

In het videofragment is al meteen in de eerste tien seconden te zien hoe de handen van de bejaarde magiër welhaast ritmisch boven een rokende schedel bewegen en dat zit zo precies in elkaar, dat het erop lijkt dat de violen de bezwerende armgebaren van de tovenaar volgen. Terwijl het eigenlijk dus precies andersom is. Een ander duidelijk fragment is in het filmpje op 2:07 te zien, wanneer de bezem aan de wandel gaat, precies op de tel wanneer de fagotten klinken. Feitelijk volgt de gehele tekenfilm maat voor maat de muziek en dat maakt het een genot om naar te kijken én naar te luisteren.

Deze keer dus geen video van een podium vol gekostumeerde pinguïns onder aanvoering van de opperpinguïn, maar een tekenfilm van de beroemdste muis uit de filmgeschiedenis.

In Ken je klassiekers bespreekt Jochem Rietjens, muziekadept, wekelijks een markant werk uit de klassieke muziekgeschiedenis, waarbij hij probeert dit genre uit het elitaire slop te trekken.