Bivakkeren in Berlijn

29-12-2014 11:50

Het was weer kerstmis. Het ideale moment voor cultuurrelativisme. Voor geklaag over kerstmuzak van Wham en Celine Dion of voor trefzekere bespiegelingen van volgevreten koopverslaving waar meer dan tweeduizend jaar beschaving ons gebracht heeft. Dé tijd voor sentimentele verhalen over bevroren zwervers tegen winkelpuien (tweede kerstdag geopend) of voor gemakzuchtig cynisme richting goede doelen.

Maar niet bij mij. Ik eet op heiligenavond een linzensoep in Hasir, volgens mijn collega’s het beste Turkse restaurant in Berlijn. Tout Turkije schijnt hier te komen bikken. Dat kan kloppen, want de wanden zijn volgehangen met foto’s van dinerende snorren (m/v) waar ik er slechts één van herken. Erdogan. Hufter.

Vroom

Dat vinden zij ook, Murat en Berkan, mijn ‘Brüder’ van de ballentent. Maar praten over politiek is voor alcoholisten. Wij hebben het over meisjes, zoals de meeste gesprekken onder leeftijdsgenoten over meisjes gaan. Berkan heeft een vriendinnetje, maar dat mogen haar ouders niet weten. Murat had een vriendinnetje tot drie maanden geleden. Uiteindelijk vonden haar ouders hem toch geen goede partij voor hun dochter. The End. De reden weet hij niet, maar aan zijn levenslustige, behulpzame en actieve karakter kan het niet liggen. Aan zijn carrièrepad evenmin: Murat studeert technische natuurkunde aan de TU in Berlijn. “Niet genoeg geld in de familie?”, vraag ik, Hollander.

“Ik ben denk ik niet vroom genoeg voor ze.”, antwoordt Murat, terwijl een zweterige man in het maatpak van zijn dikkere zelf ons de kommen voorschotelt. “Kijk: ik rook niet, ik drink niet, ik bid vijf keer per dag, lees het heilige boek, maar…”, Murat twijfelt even, “… misschien ben ik te tolerant, ofzo, naar mensen die niet zo leven.” De soep is te heet om te drinken.

Seks

“Dat is belachelijk.”, het is gelukkig Berkan die mijn gedachten verwoordt. “We moeten juist tolerant zijn van ons geloof.” Murat knikt, ik wacht op een toelichting. We lepelen onze soep, rustig, damp slaat van de lepels. Hoewel ik me wil concentreren op het gesprek, wordt mijn aandacht getrokken door een gesluierde vrouw links van me, die al minuten met haar wijsvinger over de menukaart glijdt. Ze kan niet kiezen. “Slechts Allah zal oordelen”, roept Berkan me tot de orde, “dat is mijn geloof. Volgens mij is tolerantie dus een vereiste voor elke vrome moslim. Voor iedereen eigenlijk.”

Eer de soep is afgekoeld gaat het gesprek weer gewoon over seks, een thema dat grensoverschrijdend blijft. Mijn beide tafelgenoten hebben ‘het’ al wel gedaan, “Dicker”, maar niet met hun vriendinnetjes. Dat blijkt moeilijker dan gedacht. “Ik ben dood als haar ouders erachter zouden komen”. Hoewel ik ondanks schreeuwende koppen in de Telegraaf en infantiele NOS-samenvattingen een hyperbool vermoed, leg ik voor het eerst in mijn leven een direct verband tussen hinderlijk gedrag van kutmarokkaantjes en hun geloof.

Cultuur

“Waarom geen leuk Duits meisje?”, vraag ik even later. Voordat ik mijn vraag luchtig kan inpakken reageert Berkan resoluut: “Dat kan niet. Dat gaat in tegen onze cultuur.” Er valt een stilte. We kijken elkaar aan, drie vrolijke jongens van begin twintig. Studenten, barjochies, levensgenieters. Geboren, getogen, gepokt en gemazeld in West-Europa. We hebben alle drie een beetje gereisd, lezen dezelfde kranten en willen de wereld beter achterlaten dan we haar aantroffen. En toch, “onze cultuur”.

“Ach man, cultuur maak je zelf.”, besluit Murat. Ik hoop het. In elk geval mogen alle leuke meisjes zich deze kerst bij mij vol komen vreten. Als het echt moet draai ik nog een plaatje van ‘Wham’ of Celine Dion ook.