Interview

Lucas Hamming: ‘De muziekindustrie gaat naar de klote’

02-06-2015 14:28

Hij was finalist in de tweede editie van De beste singer-songwriter van Nederland, heeft inmiddels twee EP’s uit, verkocht de bovenzaal van Paradiso uit, speelde afgelopen weken een succesvolle clubtour en is komende zomer op verschillende festivals te zien. Het gaat goed met Lucas Hamming. Tijd voor een speciaalbiertje met de 21-jarige rockende singer-songwriter.

Hamming groeide op in het Gooise Blaricum waar hij tijdens zijn middelbare schooltijd in verschillende bandjes speelde. In 2011 begint hij aan het Amsterdamse Conservatorium om gitaar te studeren. Begin 2013 komt zijn eerste EP uit die in Paradiso wordt gepresenteerd. Inmiddels is hij zijn debuutalbum aan het schrijven en wordt hij omarmt door 3FM en De Wereld Draait Door. De toekomst ziet er zonnig uit voor Hamming.

Gitaarleraar

Dit jaar zit Hamming in zijn eindexamenjaar. “Ze zijn nogal vrij op het Conservatorium, waar ik ook wel in ben gevallen. Ik moet nu nog vakken van het tweede en derde jaar doen.” De afstudeerpresentatie in Paradiso ging in ieder geval goed. “Ik heb tot de diploma-uitreiking om de vakken te halen. Daarna ga ik schrijven, opnemen en muziek maken. Maar het is natuurlijk ook wel de bedoeling dat ik mijn huur kan betalen.”


“Toen ik met het Conservatorium begon, had ik vrij duidelijk voor me waar ik over vijf jaar wilde staan. Dat heb ik een beetje losgelaten. In principe ben ik nu al aan het doen wat ik vier jaar geleden zei dat ik wilde doen, maar elk jaar verandert alles weer. De hele muziekindustrie gaat naar de klote. Nou ja, niet zozeer naar de klote, maar je kunt er niet echt van leven. Ik wil ook geen gitaarleraar worden.”

Hard werken en langzaam groeien

Makkelijk is het niet om te doen wat hij wil doen. “Het aanbod in de muziek is heel groot, terwijl er weinig voor muzikanten te bieden is. Podia gaan failliet omdat mensen kaarten vlak van tevoren kopen. Tenzij je Jett Rebel bent, omdat mensen bang zijn dat ze te laat zijn. Dat zie je bijna nooit meer, daardoor krijg je minder betaald. Waardoor je weer minder kunt doen. Ik kan niet leven van mijn muziek. Alles wat ik verdien, moet ik weer investeren. De muziekindustrie gaat niet zozeer naar de klote, maar het is écht heel hard werken. Daardoor zien mijn dagen er nooit hetzelfde uit. Ik heb dan wel een manager en ik zit nu bij PIAS. Voorheen deed ik alles zelf, dat is écht heel veel. Maar daardoor krijg je wel weer minder betaald.”

Bang om dertien in een dozijn te worden is Hamming niet. “Er zijn inderdaad een heleboel jongens met een gitaar die staan te rocken en in een bandje spelen. Daar moet je doorheen zien te breken. Wat ik ook stom vind van sommige bands, sommige bands zijn heel goed. Maar dat zijn allemaal van die eigenwijze mannen die denken ‘ah, wij zijn goed, mensen komen wel’. Niemand weet waar ze zijn te bereiken. Lucas Hamming is ook een bedrijf, ik ben heel erg bezig met social media en hoe ik mensen kan bereiken. Zodra je dat een beetje weet, kom je er wel tussen. En natuurlijk de juiste mensen en middelen. En voorprogramma’s doen. Het is gewoon heel hard werken. En dat vind ik leuk. Ik ben niet bang dat ik dertien in een dozijn ben, ik werk het hardst.”

“We groeien nu rustig. Bij Jett Rebel ging het in één keer de lucht in. Dat zou ik ook wel willen. Maar we merken dat we nu gestaag groeien. We zien dat meer mensen naar optredens komen, meer mensen die meezingen. Daar werk je aan. Je moet er alleen wel voor zorgen dat mensen weten dat je ergens speelt.”

Britse muziek

“Ik heb geen twee persoonlijkheden ofzo, het is niet zoals je Jelte Tuinstra en Jett Rebel hebt dat je ook Lucas Hamming en,” met een Amerikaans accent “Lucas Hamming hebt. Ik ben gewoon Lucas Hamming, als ik op het podium sta wil ik dat mensen me geloven. Voorheen deed ik dat wel een beetje met gevoelige liedjes. Nu speel ik lekker met mijn band. Toen ik elf was en met mijn vader in de auto zat, kwam de eerste cd van de Arctic Monkeys uit, dat heeft mijn hele smaak gevormd. Dat is Lucas Hamming. Dat is ook de muziek die ik wil maken.”

Arctic Monkeys is niet de enige band die Hamming beïnvloedt. “Britse muziek beïnvloedt me wel echt. Mijn eerste concert was David Bowie in de ArenA. Ik was negen, ik maakte het niet echt mee. Alleen achteraf, toen ik dertien was vond ik het tof. Ik weet wel dat ik het op mijn negende niet leuk vond. Dan ben je dertien en dan heb je daar spijt van. Het enige wat ik toen kende was Rebel Rebel, waar hij toen een nieuwe versie van had gemaakt. Ik kende die oude versie helemaal niet. Hij speelde de nieuwe, en ging over op de oude. Ik was negen en ik dacht ‘Wat doet híj nou?!’ Pas een paar jaar later ben je ervan bewust dat David Bowie, dé David Bowie, je eerste concert van. Ik kon er helemaal niet van genieten.”

Gitaar van Knex

“Ik kon er wel van genieten toen ik op mijn dertiende naar The Who ging. Zij waren wel echt de reden dat ik gitaar ben gaan spelen. Mijn vader zette vroeger de dvd van The Who in Royal Albert Hall op. Ik had nog geen gitaar, ik kreeg nog keyboardles. Ik speelde veel met Knex en je had van die Scooby Doo-touwtjes. Ik mocht geen gitaar spelen, dus ik dacht, ik maak er zelf een. Daar stond ik, tijdens Baba O’Rily stond ik mee te doen. Ik dacht: ‘hier scoor je punten mee.’”


Naar Amsterdam gaan lag voor Hamming vrij voor de hand. “Ik heb mijn EP opgedragen aan mijn tante, zij heeft het altijd heel erg gestimuleerd om dit te doen. Het is een echte Amsterdamse die in het rock ’n rollwereldje van vroeger zat. Met De Dijk, Herman Brood, dat was haar kliekje. Die heeft me altijd gesteund. Op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik het leuk vond en er goed in was. Ze is nu ziek, het gaat niet heel goed. Ik vind het een mooi gebaar om het aan haar op te dragen.”

“Mijn broer is tien jaar ouder, die is op zijn negentiende naar Amsterdam gegaan. Ik was toen een jaar of negen. Ik ging bijna wekelijks op bezoek en dan bleef ik logeren. Zodoende is het best vanzelfsprekend dat ik naar Amsterdam ben gegaan. Maar ook omdat we hier familie hebben. Mijn moeder heeft veertien broers en zussen waarvan de meeste in Amsterdam zitten of hebben gezeten. Dan ben je er als kind ook veel. Amsterdam voelt wel als een thuisstad.”

Beeld: Nick Helderman