Recensie

Zana Ramadani – Over de macht van moslimmoeders en de tolerantie-waanzin van Duitsers

26-04-2017 15:03

De Duits-Macedonische juriste, schrijfster en activiste Zana Ramadani (33) schreef het boek ‘Die verschleierte Gefahr – Die Macht der muslimischen Mütter und der Toleranzwahn der Deutschen‘ (De gesluierde dreiging – de macht van moslimmoeders en de tolerantiewaanzin van de Duitsers). Het prijkt nu op de bestsellerlijst van weekblad Der Spiegel. Ze keert zich in haar boek tegen alles en iedereen: feministen (‘het is om te huilen’), links, de conservatieve islam, ‘moslimmacho’s’ en hun moeders dus, die als slachtoffers vaak ook daders zijn van onderdrukking, zegt ze. Dientengevolge heeft ze last van bedreigingen, vooral anoniem via social media. ‘De politie kan weinig doen, dus heb ik een wapenvergunning aangevraagd’, zegt ze in een interview met de Suddeutsche Zeitung. ‘De gender-feministen vallen me het meest lastig met hun eeuwige gerelativeer. Van conservatieve moslims krijg ik geen kritiek, die dreigen alleen maar.’ Op een Facebookfoto van vorige maand zit ze zichtbaar hoogzwanger voor een koffietentje aan de Berlijnse Rosenthalerplatz.

Het boek is een kritiek op islam (met verwijzingen naar de Koran) en de Duitse politieke correctheid, maar ook een persoonlijk verhaal over haar ouders en haar tijd als radicale feministe, toen ze met leuzen op haar blote borsten de straat op ging. Haar hoogopgeleide vader, die in de jaren negentig naar Duitsland kwam op te werken, Duits te leren en afstand te nemen van de islamitische cultuur die in het Macedonische Skopje na het communisme groeide, gaf haar in haar jeugd wat ruimte. Haar moeder hing altijd aan de telefoon, schrijft ze, met familieleden en kennissen en leerde geen Duits.

In haar voorwoord bedankt ze haar islamitische moeder voor het feit dat ze zich door haar heeft leren ‘los te vechten’, maar een gemeend compliment lijkt dat niet. In het boek komt ze herhaaldelijk terug op de keren dat haar moeder haar een ‘hoer’ noemde toen ze nog een meisje was. De eerste keer gebeurde dat toen ze nietsvermoedend de woonkamer in liep waar toen haar vader met andere mannen zat te roken. Haar moeder trok haar aan haar haren mee, snapte ze niet dat dat echt niet kon?! Haar vader hield haar naarmate ze ouder werd nauwlettend in de gaten. Toen ze achttien was werd Ramadani vanwege haar vrije gedrag naar een opvanghuis gestuurd, waar het smerig was, van haar laatste vijftig euro kocht ze schoon beddengoed. Ze besloot het heft in eigen hand te nemen – en wat afstand van haar ouders.

De islamitische opvoeding van jongens en meisjes

Wat haar boek vooral toevoegt aan wat we inmiddels al (kunnen) weten – namelijk dat islamisten fundamentalistische islam verspreiden in Europa, dat tolerantie jegens intoleranten een probleem is, en dat vrouwen helemaal niet vrij zijn om een hoofddoek te dragen (‘zodra een moslima hem afdoet merkt ze pas hoe onvrij ze echt is’), is de grote rol van de islamitische opvoeding van jongens en meisjes in het creëren van ongelijkheid en onderdrukking.

Ramadani beschrijft de onderdrukking van vrouwen binnen het gezin en de ophemeling van jonge mannen als een wandaad van moeders die zich alleen maar druk maken om de eer van de familie. ‘Een moslimjongen leert al snel via zijn moeder dat hij iets bijzonders is’, zegt ze. Hij kan drugs verhandelen, gewelddadig zijn, het maakt haar niet uit. Het is een vicieuze cirkel, zegt ze. Vanuit hun onderdrukte rol, aan huis gekluisterd met de kinderen, kiezen moslimmoeders er in feite voor zelf daders te worden. Deze daders zijn dezelfde jonge vrouwen, vertelt ze, die in feministische protesten roepen dat ze ‘zelf kiezen voor de hijab en dat ze die vrijheid moeten kunnen hebben’. Ze legt uit hoe uit onmacht en onvermogen om hun slachtofferrol te onstijgen en echt op te komen voor de ongelijkheid van vrouwen, ze het misbruik liever voortzetten, en niet alleen via hun (toekomstige) gezinnen, maar ook via de maatschappij, die de vicieuze cirkel zo niet meer kan doorbreken. Dit is een interessant punt van Ramadani, omdat het verklaart waarom moslimmeisjes vaak tegen beter weten in hun hoofddoek ophouden, en het als een daad van verzet en vrijheid verkopen aan de buitenwereld. In feite zwichten ze echter voor de rol van onderdrukker, zoals het ze aangeleerd is door hun eigen moeders.

Ach, het is maar een Duitser

Over de zwijgcultuur in Duitsland raak Ramadani niet uitgeschreven. Er wordt wel gepraat, zegt ze, maar vooral met veel omzichtigheid en altijd in een vrijblijvende discussie. Dat alle Duitsers overal over discussiëren is voor moslims overigens een teken van zwakte, schrijft ze. ‘We hebben in Duitsland geen Boedhistenconferentie of een Hindoe-conferentie gehad, maar minister Wolfgang Schäuble vond het nodig om een Deutsche Islam Konferenz (DIK) te organiseren, om de problemen met de integratie bespreekbaar te maken. Maar zo’n conferentie zou geen eenrichtingsverkeer moeten zijn’. Onder moslims wordt er over Duitsers gesproken als: ‘ach, dat is maar een Duitser’, schrijft ze. Ook toen Ramadani klein was zei haar moeder dat haar vriendjes en vriendinnetjes wel aardige kindjes waren, maar wel Duitse kindjes, ‘speel toch niet zoveel met ze’, kreeg ze dan te horen. Dat is het ‘alledaagse racisme van moslims in de Diaspora’, zegt ze. De loyaliteit aan het thuisland en de cultuur is gigantisch.

Mannelijke oerinstincten

Ze vindt het beschamend dat Duitsland, in plaats van mensen te ondersteunen die voor vrijheid, gelijkheid en gelijkberechtiging strijden en voor democratie opkomen, liever buigt voor despoten die miljarden euro’s ontvangen en geen kritiek dulden. Tweede- en derdegeneratie Turken lachen zo met Erdogan mee. ‘De enige Duitsers die een moslimman echt respecteert, zijn de neonazi’s’, zegt ze. ‘Politiek gezien worden die veracht, maar dat ze zich door mannelijke oerinsticten laten leiden, bevalt ze.’

Op de veelgestelde vraag waarom islamitische terreur volgens islamitische organisaties ‘niets met islam te maken heeft’, heeft Ramadani een verhelderende antwoord. Ten eerste, de Koran is niet interpreteerbaar, zegt ze, een discussie daarover is simpelweg niet mogelijk, vandaar dan maar de ontkenning. Ten tweede: moslims bekritiseren moslims niet. Nooit. En wie de fouten van zijn geloofsbroeder erkent, begaat ze zelf. Dus: ‘het waren geen moslims’. Ten derde, de relaties binnen de islamitische gemeenschap zijn niet zozeer religieus, als wel politiek. Ze noemt hierna tal van verbanden met het Moslim Broederschap, de Milli Görüs gemeenschap en kleinere spinnen in het web. Ze voeren een dubbelstrategie, schrijft ze. Ze genieten de voordelen die Duisland te bieden heeft, maar zonder hun orthodox-islamitische-nationale identiteit op te geven. ‘De Duitse grondwet is een zelfbedieningsloket voor vindingrijke moslims’.

Willkommenskultur

Ramadani ziet een grote verantwoordelijkheid voor Duitsland om vluchtelingen te helpen, maar ziet grote problemen. ‘Zodra de eerste geruststelling voorbij is, dan begint hun oude leven weer van voren af aan’, schrijft ze. ‘Dan begint het aloude onderdrukkingssysteem weer, de man wordt opgenomen in de islamitsiche gemeenschap, sluit zich af, wordt afhankelijk van familie en imam en toont geen initiatief meer.’ De multiculturele samenleving kan alleen werken als we openlijk met elkaar gaan praten, schrijft ze, over angsten en zorgen die mensen hebben, maar dan wel door een streep te trekken. Het kan alleen functioneren als we naast kritiek ook zelfkritiek oefenen. Ze hamert in haar boek op integratie van vluchtelingen, met name door Duits te leren en werken. Duitsers moeten zich strijdbaarder opstellen, vindt ze, vrijheden verdedigen. In moskeeën moet gewoon Duits gesproken worden. ‘In Duitse kerken wordt toch ook geen Latijn gepredikt?’

De echte racisten

Ramadani is belezen, ze haalt veel schrijvers en denkers aan, maar is vooral streetwise. Haar visie voor de toekomst is vooral een pragmatische, zoals immigranten dat ook zijn, zegt ze. ‘Eigenlijk is het heel eenvoudig. Duitsers moeten immigranten als volwaardige Duitsers gaan zien. Ik had zelf het geluk dat mijn buren en kennissen mij vanaf het begin als een van hen zagen’. Ze is ervan overtuigd dat als Duitsland terug naar die trotse wortels gaat, in plaats van het pamperen van minderheden als zielige slachtoffers, dat er dan een pragmatische houding bij migranten ontstaat. ‘In hun land van herkomst moesten ze ook van alles doen om te overleven, dat kunnen ze hier heus ook wel. Van veel ‘Gutmenschen‘ en ‘Biodeutsche‘ heb ik allerlei uitzonderingen gehoord, je kan niet zo veel zo snel van vluchtelingen vragen, ze zijn niet opgeleid, we moeten voorzichtig met ze omgaan. Dat is onzin’, schrijft ze. ‘Het zijn juist sterke mensen. Mensen die dat idee bestrijden, dat zijn pas racisten’.