Opinie

Analyse van het debat tussen Paul Cliteur en Robert Lemm

02-02-2018 11:53

Recent hield de Batavieren podcast een debat tussen Paul Cliteur en Robert Lemm. Hun debat is van belang voor de ontwikkeling van politiek-maatschappelijk realisme. Cliteur staat immers bekend als seculiere vrijdenker en Lemm als professioneel ketterbrander. De discussie verliep via vier stellingen.

  1. De overheid moet neutraal zijn.
  2. Socialisme komt voort uit liberalisme.
  3. Het is altijd, overal en voor iedereen verkeerd om iets te geloven zonder dat daar bewijs voor is. Het leveren van kritiek op religie is een morele plicht.
  4. De Islam vult het hiaat op dat het Christendom heeft achtergelaten.

Neutrale staat blijkt niet neutraal

Over de eerste stelling kunnen we direct zeggen dat de overheid niet neutraal is, want deze steunt op ideologisch geladen grondveronderstellingen. Recht onder de huidige overheid verschilt herkenbaar van recht in nazi-Duitsland, de Sovjet-Unie en shariawetgeving. Met “neutraal” wordt hier bedoeld neutraal qua religie oftewel seculier.

Seculier humanisme is mede voortgekomen uit het christendom: de twee stromingen delen enige veronderstellingen die eerder spiritueel-theologisch van aard zijn dan materieel-empirisch. Bijvoorbeeld de unieke eigenheid en waardigheid van ieder individu of individuele ziel. Merk op dat de scheiding van kerk en staat zelf dichterbij het christendom staat dan bij neem nu de islam. In die zin is zelfs secularisme niet volledig neutraal.

Hierbij maakt Lemm het punt dat we leven in een “multiculturele chaos” – hier is er niets om mensen te binden buiten het oranjegevoel tijdens het internationale voetbal. Meer democratie biedt volgens hem geen oplossing want “democratie is de loterij van de stembus”. Het egalitarisme dat aan democratieën inherent is maakt ons wantrouwig ten opzichte van iedere autoriteit. Zo ontstaat een leeg proceduralisme waaraan volgens Lemm enkel het gewoonterecht weerstand kan bieden. De ondergang van het Westen zou neerkomen op het uiteenspatten van de samenbindende tradities in losse atomen: individuen die zich betrekkelijk weerloos zullen laten inkapselen door de islam.

Zwak multicultureel soepje

Cliteur onderschrijft dat protestanten en katholieken een zwakke identiteit hebben – in tegenstelling tot de islam die een sterke identiteit uitdraagt. Maar een verwijzing naar de geschiedenis doet niets af aan het punt dat de overheid neutraal dient te zijn, aldus Cliteur.

Zijn opponent werpt tegen dat de overheid onder Rutte Nederland ziet en benadert als bedrijf. Het streven naar goedheid, waarheid en schoonheid staat niet voorop maar het geld, meent Lemm. Hij herhaalt het punt dat de islam ons in rap tempo zal bekeren aangezien deze bedrijfsmatige benadering en het dunne multiculturele soepje uiteindelijk niemand binden.

Ondanks zijn brandende passie lukt het Lemm niet om Cliteurs uitgangspunt omver te werpen. Als je voor de rechter staat wil je voelen dat je neutraal en onbevooroordeeld wordt beoordeeld. Vertogen over sociaal atomisme – Lemm gebruikt dit woord niet maar dit is waarop hij doelt – doen hieraan niets af.

Cliteur benadrukt dat we de neutraliteit moeten hooghouden in de strijd tegen de postmoderne waardenchaos, nihilisme en cultuurmarxisme. Het is geen serieuze optie meer om te zeggen dat het religieuze geloof een heropleving zou moeten doormaken. Volgens Cliteur leidt dit tot “gekheid”, zoals toen Job Cohen verklaarde dat moslims in Nederland moesten integreren via de islam, terwijl Cohen hier zelf niet in geloofde.

Socialisme komt voort uit liberalisme

Lemm gebruikt de term “economisme” en stelt dat het liberalisme het kapitaal losmaakte van de kroon. In de Nederlandse Republiek en het Verenigd Koninkrijk heeft juist Willem III de stadhouder-koning de Bank of England opgericht als speculatiebank. Dit was nadat hij eerst in Nederland de witten – de archetypische liberale republikeinen – had verslagen. Lemm spreekt over “cultuurliberalisme” dat hij “net zo erg” acht als cultuurmarxisme. Bij ‘cultuurliberalisme’ denkt men eerder aan mensen die elkaar vrij laten om op een eigen wijze cultuur te creëren. Cultuurmarxisme wil daarentegen bewust perverteren, dringt zich op en raakt versmolten met subsidieregelingen.

Bij Lemm klinkt een liefde door naar het Ancien régime, een standenmaatschappij. Klassiek liberalisme heeft juist de meritocratie als deugd: jezelf omhoogvechten niet op basis van geboorte, maar met eigen kunnen en talent. “Het liberalisme gaat om te beginnen uit van het beginsel ‘alle mensen zijn gelijk’.” stelt Lemm. Volgens het liberalisme zijn mensen niet ‘gelijk’ maar gelijkwaardig – het slaat terug op het eerdere vraagstuk van een gelijke behandeling door de staat. Het idee van egalitarisme – alle zielen worden gelijk gewogen, de eersten zullen de laatsten zijn – hangt meer samen met het christendom dan met liberalisme.

Machiavelli

Het liberalisme zou incorrect zijn doordat het “uitgaat van de natuurlijke goedheid van de mens”, stelt Lemm. Gelukkig is dit gecompenseerd met het conservatief-liberalisme, voegt Cliteur toe. Is een goed functionerend rechtssysteem om de mens binnen de perken te houden sowieso niet een grondbeginsel van liberalisme? Zie de nachtwakersstaat als een bij uitstek liberaal beginsel. Lemm maakt echter een zeer belangrijke opmerking: “De mens is van nature niet goed, maar ook niet niet-goed.”

Dit voert niet tot liberalisme noch tot socialisme en ook niet tot het evangelie: dit voert tot Machiavelli. Diens staatsinrichting neemt immers als uitgangspunt dat de mens zo goed is als hij moet zijn en zo slecht als hij zich kan veroorloven; de persoonlijkheid van de doorsnee-mens is te inconsistent om consequent goed of consequent kwaad te zijn. Bovenal is de mens een opportunist, best bereid tot hulp zolang de persoonlijke kosten verwaarloosbaar zijn.

Doodmartelen van eigen zoon

Op dit punt gekomen noemt Cliteur een moreel bezwaar tegen de christelijke theologie. Volgens het christendom zou de hele geschiedenis zijn betekenis enkel en alleen ontlenen aan het doodmartelen van je eigen zoon. Het godsbeeld van een God die op die wijze zijn kind offert, is te wreed om een spiritueel uitgangspunt te zijn. Lemm antwoordt door te beklemtonen dat Europeanen leven in de nagloei van een beschaving die door het christendom is gevormd. Fair enough – dit maakt nog niet dat het christendom vandaag kan herleven, noch dat het een reëel alternatief is op de problemen die eigen zijn aan de techno-hedonistische leefomstandigheden.

De aanvallen op het liberalisme berusten in veel gevallen op stropoppen en drogredeneringen. “Maak de instituties sterker, dan worden de mensen beter” – dit zou een illusie zijn en volgens Cliteur pretendeert het liberalisme dit ook niet. Met andere woorden, de overtuiging van een maakbare samenleving is afwezig. Cliteur vindt dat mensen de medemenselijkheid best op eigenstandige gronden kunnen hooghouden, al gaan ze niet meer naar de kerk. Dit type kritiek op het liberalisme is feitelijk ingegeven door de angst dat moraal onmogelijk zou zijn zonder religie: de benauwdheid van een godsdienst die zich door seculier humanisme overbodig gemaakt voelt in de omstandigheid van de moderne rechtstaat.

Grootinquisiteur

Lemm reageert met de parabel van de grootinquisiteur uit De gebroeders Karamazov. Jezus keert terug maar de inquisiteur beveelt hem weg te blijven. “Want met jouw evangelie kan ik geen volk besturen – wel met mijn inquisitiesysteem.” Cliteur constateert dat dit afleidt van het hoofdpunt: geen samenleving kan zich ontwikkelen wanneer stelen is geoorloofd. Dit zou iedereen kunnen begrijpen: hiermee probeert het christendom zich iets toe te eigenen dat feitelijk universeel is. De grootinquisiteur weet dit ook – hij gebruikt het materiaal van een religie om mensen in het gareel te houden, zonder Jezus als levende kern van dit geloof.

Getuigenissen versus empirisch bewijs

Wat betreft de stelling over de morele plicht tot afdoende bewijs poneert Lemm dat we alleen getuigenissen hebben en geen bewijs, waar het de belangrijke zaken des levens betreft. Hierom zou de apostel Paulus hebben gesteld: “Als we niet kunnen geloven in de wederopstanding uit de dood, is ons hele geloof waardeloos.”

Zijn het niet eerder de zwakken, die zich niet kunnen verzoenen met hun fundamentele tijdelijkheid? Het is juist de eindigheid van ons bestaan die de specifieke acties die wij verrichten hun waarde geeft. Ik bedoel dat je het ene wel kunt doen en het andere niet, want je tijd is beperkt, en dat dit de acties die je verricht des te waardevoller maakt. Wie oneindig veel tijd heeft, kan elke actie oneindig lang uitstellen. Het besef dat je oneindig veel gelegenheden krijgt om een actie te herhalen, maakt de handeling al bij de eerste uitvoering saai.

Cliteur beschrijft hoe de gedachte dat hij eens afscheid zal nemen van zijn vrouw en dochter moeilijk te verduwen is. Net zoals hij afscheid nam van zijn vader en moeder, waarvan nu niets meer over is. Maar dat hij hen opnieuw zal ontmoeten in een nieuwe wereld – die gedachte ligt voor hem even ver. Lemm brengt hier weinig tegenin buiten stapels aan bijna-dood-ervaringen, en herhaalt dat het hele christendom waardeloos is zonder de herrijzenis.

Sterfelijkheid of oneindig leven

 

Lemm: “Je word wat je wil! Dus als je het werkelijk wil dan zul je herrijzen.”

Cliteur: “Je wil het zo graag, dat de wens de vader van de gedachte is.”

Lemm: “Als je jouw familieleden niet opnieuw wil ontmoeten – niet naar onsterfelijkheid verlangt – dan heb je een beschadigde natuur! Dan ben je ongelukkig!”

 

Hoe sterk is dit verweer? Als je werkelijk oneindige jaren met enige mensen zou samenzijn, zou je je op den duur gaan vervelen; dan kom je op Sartre: “De hel, dat zijn de anderen.” Mensen zijn fundamenteel tijdelijk en sterfelijk – voor ons zelfbewustzijn is dit erg kwellend, maar evenmin laat dit zelfbewustzijn zich enten op een oneindige levensduur.

Bewijzen wat je gelooft

De discussie komt op de noodzaak tot aantoonbaar bewijs: is het een morele plicht om kritisch te zijn en bewijs te eisen? Mensen zijn begaafd met een intellect: onze gebrekkige instincten vullen wij aan met een bewust leerproces. Daarin zouden geen onjuistheden mogen sluipen.

Het debat komt onafwendbaar op het cliché dat we geen moraal kunnen hebben zonder geloof in een afrekening na de dood. Daarop maakt Cliteur het punt dat de moraal juist het beste tot zijn recht komt, wanneer de moraal niet geknecht wordt door religie. De godsdienst kan een inspiratie zijn voor de moraal, maar kan nooit de moraal vervangen. In dat geval schakelt religie het kritische intellect uit en gaat men een boekje uitvoeren: zie de Islamitische Staat.

Het christelijke vacuüm

Vult de islam de leemte die het christendom achterliet? Volgens Lemm heeft het Westen het christendom vrijwillig opgegeven. Juist door de scheiding tussen kerk en staat is een hiaat ontstaan waarin de islam zich geworteld heeft. Hij roemt een vitaliteit die ten tijde van de kruistochten aanwezig was maar vandaag ontbreekt. “Europa wordt Eurabia – moslims zijn vitaler en verwekken meer kinderen.”

Cliteur benadrukt dat terrorismedeskundigen met een christelijke achtergrond dikwijls denken: “Wie goed doet, die goed ontmoet.” Meer dan met de jihad achter het terrorisme zijn zij bezig met de zwarte bladzijden uit de Westerse cultuur – precies deze aanpak is dor het christendom geïnspireerd. Het krachtdadige christendom is een onderstroom: de kruistochten waren meer een kanalisering van Germaanse, Saksische, Frankische en Teutoonse krijgsdrift naar het Oosten, dan dat de expedities een voorbeeld vonden in de verzoenende Jezus en zijn nederige levenshouding. Het krachtdadige christendom is het deel van het christendom dat het pagaanse absorbeerde in de kerk als instituut. Maar dit is iets anders dan een levend geloof dat mensen uitnodigt om het te doorleven. Lemm zegt zelf dat in West-Europa het christendom nog slechts bestaat als een museum c.q. mausoleum.

Conclusies

Je kunt je niet verdedigen tegen een geloof waarvoor mensen bereid zijn hun leven te geven, concludeert Lemm. Wellicht is dit zo als je de jihad zó wil bestrijden als in de tijd van de kruisvaarders of het Ancien régime. Wie Westerse wetenschap, techniek en innovatie hierbij betrekt, zal tot een ander verhaal komen. Als we Lemm écht volgen, rest Europa niets meer te doen en is de strijd al gestreden. Hooguit kan het model van een staatskerk worden gevolgd (bijv. de Anglicaanse kerk in Groot-Brittannië). In Rusland zou een kind bij geboorte automatisch lid zijn van de Russisch-orthodoxe kerk. De andere geloven worden gedoogd.

Als een ware dealer van de ‘black pill’ zegt Lemm:

 

“Gastarbeiders uit Zuid-Amerika hadden hier beter geaard dan die uit moslimlanden. Moslims zullen zelden tot nooit uitspreken dat ze niet meer geloven, anders dan christenen en joden. Zo blijft er generatie op generatie een radicale, militante voorhoede van moslims die de grotere, meer gematigde groep van tijd tot tijd tot de orde roept. […] Toch zit ik niet met islamisering. Wij zijn opgebruikt – nu komt de islam en die is vitaal. Zo ging het eerder in Byzantium en nu gaat het zo in West-Europa. Mijn kleinkinderen gaan straks naar de moskee.”

 

Het is wel grappig, dat hij dit zegt als katholiek. Dit betekent dat zijn kleinkinderen naar de hel zullen gaan, en dat hij hen (na zijn herrijzenis) tot in het oneindige zal moeten missen.

Cliteur zet daarentegen in op het herleven van de kernwaarden van een Europese samenleving – herlevend in een seculiere situatie. Hij ziet licht aan de horizon. Zo is er voor het eerst een Amerikaanse president die jihadisme benoemt als het probleem achter terrorisme. De vorige presidenten praatten hier omheen.