Elfie Tromp staart met ‘Victorieverdriet’ in de smoel van haar liefdespijn

07-07-2018 15:29

De Rotterdamse schrijfster Elfie Tromp heeft liefdesverdriet. Tja, kan gebeuren. Had ze mij ooit haar idee voorgelegd om er een gedichtenbundel aan te wijden, dan ik had ik het haar zeker ontraden. Helemaal als ik ook nog de bewoordingen had gelezen in ochtendkrant Trouw, waarin ze het volgende over haar toestand in relatie tot de poëzie meldt: ‘Voor mij begint poëzie met de spontane expressie van emoties. Die waren zo overweldigend, ze overspoelden me (…) Je wilt natuurlijk ook zin geven aan wat er is gebeurd; je wilt dat jouw pijn niet alleen jouw pijn is.’ Meestal vormen dit soort zielenroerselen de opmaat naar draken van gedichten vol algemeenheden, waarin precies het tegenovergestelde gebeurt van wat de bedoeling is: de lezers wordt niet geraakt, maar verdwaalt in een woordenbrij waar termen als ‘pijn’, ‘verdriet’, ‘onmacht’ en ‘gemis’ (of andere, containerachtige begrippen) als vieze klodders in rond drijven. Gelukkig weet Elfie – puntje voor deze dichter! – aan dit horrorscenario te ontsnappen. Hoewel ze in hetzelfde interview beweert niets te hebben met eindrijm en ritmiek, met trocheeën en enjambementen dus, heeft ze tóch gedaan wat regel één is als je zoveel privé-emotie op papier wilt krijgen: nadenken over de vorm. Om te beginnen heeft ze haar verdriet in drie ‘afdelingen’ verdeeld, te weten ‘1. Thuis – Of: hoe de vlucht begon’, ‘2. Ver weg – De wereld werd een afdaling’ en ‘3. Thuiskomst – Over de glitter tussen het gruis’.

New York, New York

Wie het andere werk van Tromp kent, waaronder haar columns in Metro, weet dat deze schrijfster van aanpakken houdt. Of in ieder geval dat beeld van zichzelf graag neerzet. Een onderdrukt glimlachje besprong mij dan ook toen ik haar bundel van de uitgever kreeg opgestuurd en op de voorkant een grimmig kijkende Napoleon mij aankeek. Dankzij deze cover, in combinatie met de titel Victorieverdriet, had ik vanaf het begin aan goede hoop dat dit geen gehuil zou gaan worden. Maar een masculien, zeg maar gerust strijdvaardig verslag van wat haar na het weglopen van ex-vriendje was overkomen. En inderdaad, Elfie bijt lekker van zich af. Mij beviel het gedicht ‘New York, New York’, dat ik hier in z’n geheel citeer: ‘Je verliet me op vakantie/daarna doolde ik door de straten/alles was mooi aan mij/zelfs mijn wanhoop glansde//ik voerde prachtige gesprekken in de metro/op barkrukken, bij het stoplicht/wildvreemden zeiden dat jij spijt zou krijgen//iedereen is lief tegen een blonde vrouw/met vogelschouders/nooit eerder was ik zo/hulpeloos, zo/sexy//nu ben ik/een bosdier in de stad/verschrikt, verwond, verdwaald/dat men lokken wil en voeren/aaien en gezond neuken’. Kijk, dat is nog eens gedicht dat zich met een leren jack en een snoeverige tronie aan je presenteert. Als je Elfie verlaat, weet dan wel dat iedereen klaar staat om haar te neuken. Maar (ahhhhh…) er is ineens ook die kwetsbare kant van het bosdier, dat gevoerd moet worden… Staand voor een schitterend schilderij slik ik dit woord altijd in, maar hier, na het lezen van dit gedicht, mummelde ik zonder al te veel schaamte: ‘Mooi’.

Help, #MeToo

Terwijl ik de bundel las, moest ik geregeld aan die andere jonge vrouw denken, die het ene na het andere stoere gedicht afscheidt: Delphine Lecompte. Ook zij springt in haar poëzie als het ware op het paard, als een vrouwelijke ridder, en beschrijft met straffe hand, en zo nodig een zweep, haar hachelijke avonturen, waaronder veel erotische. Bij Tromp zit dat dreigende, die ‘power’ van de wraak, ook steeds in haar gedichten op het vinkentouw. Maar zij paart het ook nog eens, en veelal bijtijds, aan een minder stoere realiteit. Dat maakt ‘Victorieverdriet’ tot een zeer aangename bundel om te lezen, terwijl ‘aangenaam’ misschien het laatste gevoel is dat Elfie Tromp bij de lezer wakker wil kussen. Ja, ik durf in dit heetgebakerde #MeToo-tijdperk zelfs toe te geven dat ik tijdens de consumptie van deze bundel een beetje verliefd werd op die licht schizofrene, sterke én zwakke Elfie. Ik geef, tot slot, nog één gedicht cadeau en zeg intussen tegen de jury van de C. Buddingh-prijs ‘let op, dit is een poëziedebuut, dus een nominatie zou helemaal niet gek zijn’. Het gedicht heet ‘Biologie’ en gaat als volgt: ‘1./Ik wil je voelen/zei je/trok het condoom af//er is een kans dat je voor altijd/aan me vastzit/dat vind ik geiler/dan gezond is//2./soms heb ik seks/om te worden omhelsd/mijn telefoon waarschuwt:/uw cyclus begint morgen’

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens