Column

God en Sinterklaas bestaan niet

24-10-2016 18:18

Als rechtgeaard wetenschapsjournalist heb ik natuurlijk ook een mening over Sinterklaas en Zwarte Piet. Welnu:  ze bestaan niet. Het zijn oplichters. Mijn geloof in Sinterklaas sneuvelde al bijzonder vroeg, en zeker voor een kind uit de jaren zestig. Ik zal een jaar of vijf zijn geweest. In elk geval zat ik nog op de kleuterschool, want het voorval dat mijn niet geheel van eigenbelang gespeende fiducie in de Goedheiligman in één klap teniet deed, was het gevolg van de gewoonte om na het uitgaan van de kleuterschool het pleintje over te steken naar de basisschool waar mijn moeder les gaf. Ik was daar gewoon eens mee begonnen. Waar mijn moeder was, daar wilde ik ook zijn. Of het nu een badkamer, een kapperszaak, de plaatselijke groenteboer, het huis van de buren of een schoolgebouw betrof, het deed er niet toe. Ik liep daar gewoon naar binnen en als je schenen je lief waren probeerde je me dat niet te beletten.

Goedheiligman in spijkerbroek

Zo liep ik op een middag in november het schoolplein van mijn moeders werkgever op en ontwaarde ik Sinterklaas, die op het stoepje voor de ingang zat. Hij had zijn mijter afgezet en hij draaide een shagje. De elastieken die zijn baard op zijn plaats moesten houden waren duidelijk zichtbaar en ik merkte op dat hij een spijkerbroek droeg. De bisschop probeerde de situatie nog te redden door snel zijn mijter op te zetten, stootte in de haast zijn bril van zijn neus en vloekte hartgrondig. Een en ander leek mij niet verenigbaar met de episcopale waardigheid van de Goedheiligman en ik begreep ogenblikkelijk met een oplichter van doen te hebben. Ik liep langs hem heen en keurde hem geen blik waardig. Nadat ik de zware toegangsdeur had geopend, stond ik oog-in-oog met Zwarte Piet, die kennelijk net naar buiten wilde. In die tijd was Zwarte Piet nog iemand om rekening mee te houden. Als hij het op de heupen kreeg verdween je zomaar in zijn zak, waarna je zonder omwegen werd afgevoerd naar Spanje. Ik begreep daarom dat snel handelen geboden was. Ik schopte hem zo hard als ik kon tegen zijn schenen en sprintte de trap op. Halve maatregelen leken me in deze noodsituatie geen optie.

Demasqué Sinterklaas was persoonlijke bevrijding

Thuis biechtte ik mijn avontuur op aan mijn moeder. Ervan afgezien dat ze me uitlegde dat het niet netjes was om mensen, of Zwarte Pieten, tegen de schenen te schoppen, probeerde ze de situatie nog te redden door te stellen dat de Sinterklaas in kwestie waarschijnlijk een hulpsinterklaas was, maar het kwaad was al geschied. Om het risico te vermijden verstoken te blijven van cadeautjes hield ik de schijn nog een jaar of twee op, maar ik geloofde er geen snars meer van. Het concept van de hulpsinterklaas leek me bovendien nogal far fetched. Als je de zaken niet alleen kon afhandelen was je in mijn ogen toch al een prutser.

Het demasqué van Sinterklaas werkte op mij persoonlijk als een bevrijding. Ik begreep dat ik niet meer bang hoefde te zijn voor Zwarte Piet en niet meer erover hoefde in te zitten of Sinterklaas mijn woning wel aandeed. In klas drie en vier van de basisschool werd mijn opgeheven vrees voor Sinterklaas echter vervangen door een andere religieuze figuur: God. Ik kwam terecht in een klas waarover juffrouw B. de scepter zwaaide. Juffrouw B. was een jaar of zestig en handhaafde een kadaverdiscipline die in de kampen van de Goelagarchipel bewondering zou hebben geoogst. Ze was het type vrouw dat destijds werd aangeduid met de oneerbiedige term ‘ouwe vrijster’, hetgeen ik altijd een merkwaardige benaming heb gevonden want als juf B. iets níet deed, was het wel vrijen. Juf B. was behept met een religieus fanatisme waarvan het de Taliban witjes om de neus zou zijn geworden. Ze bediende zich van indoctrinatietechnieken die op achtjarige kinderen bijzonder effectief zijn en waarmee dertig jaar eerder enig succes was geoogst in Duitsland.

Fictieve religieuze figuren leiden tot ellende

Tot overmaat van ramp ging juf B. mee over naar de vierde klas, waardoor we nog een schooljaar met de Gesel Gods zaten opgescheept. Ook op mij misten de mentale religieuze afranselingen hun effect niet. Ik kende het hele Nieuwe Testament uit mijn hoofd, maar begreep desondanks niet hoe de boodschap van naastenliefde te verenigen viel met een keiharde knokkel op je hoofd als je een inktvlek in je schriftje maakte. Goddank bleef juf B. in de vierde klas achter en mijn latente aspiraties voor een priesterschap verdwenen als sneeuw voor de zon.

Sindsdien besloot ik om nooit meer waarde te hechten aan fictieve religieuze figuren. Daar komt alleen maar ellende van.