Raad voor Cultuur adviseert kabinet aantal ‘witte mensen’ in de kunsten en het publiek terug te dringen

17-02-2018 19:22

Cultuurmarxisme en het partijkartel zijn beiden ‘alt-right complottheorieën’ zoals we allemaal weten. De praktische vraag is nu dus even hoe we het ‘minder witte mensen op toneel en in het publiek’-sectoradvies van de Raad voor Cultuur, dat vrijdag werd aangeboden aan het kabinet, moeten noemen.

In het kort wil de Raad, die wordt voorgezeten door Marijke van Hees (oud voorzitter PvdA 1999-2000) en in dienst staat van een groeiend leger totaal overbodige, anders werkloze ‘diversiteitsexperts’, een ‘herziening van het theaterbestel’, waarbij ‘toepassing van de Code Culturele Diversiteit als beoordelingscriterium voor subsidies wordt opgenomen’. Horror bovenop de horror van subsidiekranen zelf, stel ik vast.

Quotum en een sanctiestelsel voor wrongthink

Voor alle theatergezelschappen, musea en culturele centra moet vanaf 2021 gaan gelden dat de ‘blanke monocultuur doorbroken wordt’ (de Code is geschreven in 2011 toen het woord ‘blank’ nog mocht, net als ‘allochtoon’). Het gaat er dwingend aan toe. ‘Pas toe of leg uit’ als je kunstenaars, medewerkers en publiek van kleur geen voorrang verleend voor subsidies. En er moet een quotum komen, want ‘de transitie gaat te langzaam’. En een sanctiestelsel voor als die uitleg wrongthink bevat, zoals bijvoorbeeld: ‘wij beoordelen op kwaliteit ongeacht kleur.’ Mag niet.

Kunsten zuiveren

Hoe noem je dat alles? Een historische parallel dan maar. Tijdens de Culturele Revolutie in China (1966-1976) nam de echtgenote van communistische dictator Mao Zedong, Jiang Qing (een mislukte actrice), de taak op zich de kunsten te zuiveren van ‘verfijnde smaak, apolitieke benaderingen en de (onbewuste) mentaliteit van privilege’. Zij en een groep loyale intellectuelen en artiesten controleerden in een baantjescarroussel alles: filmstudio’s, opera’s, theaterhuizen, radiostations. Socialistische waarden moesten worden uitgedragen en de revolutionaire doelen moesten voor ogen staan.

Alles wat de indruk van dominantie (bijvoorbeeld de relatie tussen keizers en concubines) en officiële traditie wekte werd verboden. Comités werden opgericht om de exacte rol van het theater in de nieuwe maatschappij te bepalen: die van het uitdragen van communistische ideologie. Zes films vol dode glimlachen bleven uiteindelijk over, waaronder The Red Detachment Of Women (zie foto boven). Een prachtige film volgens iedereen.

Te elitair en ingewikkeld theater

In het normale leven bleek het regisseren van radicale gelijkheid lastiger. Chinezen met brillen werden opgepakt en vermoord omdat die zich ‘intellectueler’ voordeden. Hetzelfde gebeurde onder Stalin en in Cambodja onder Pol Pot, waar alles en iedereen boven het maaiveld – inclusief het maaiveld zelf – werd vernietigd.

Met een combinatie van weerzin en lacherigheid las ik daarom dit sectoradvies van de Raad voor Cultuur en ‘De Code’ die – zelfs vermengd met hedendaags marketingjargon (een misdaad op zichzelf) – exacte kopieën lijken van de communistische mobilisatie van ‘onderdrukten’, met het verschil dat het nu geen arbeiders maar vrouwen, zwarten en lhbtq+’ers zijn, ‘uitgesloten cultuurdeelnemers’ die volgens de Raad voor Cultuur ‘het gevoel hebben dat theater te elitair en ingewikkeld is’.

Er moet meer ‘afspiegeling’ komen.

Politiek correcte afspiegeling

Er zijn precies nul redenen te bedenken waarom kunst en cultuur een strikte afspiegeling zou moeten zijn van de samenleving, behalve als eenzijdig instrument voor propaganda. Want wat die samenleving is, is nou juist aan creatievelingen om te bepalen. Nog afgezien daarvan is de tegenstrijdigheid die onmiddellijk opduikt in de adviezen mindblowing. In de openingszin van ‘De Code’ staat dat ‘het publiek, de kijkers en de kopers voornamelijk autochtone blanke Hollanders zijn’ en dat dit ‘in verhouding’ staat tot ‘een bepaald deel van de samenleving’.

Een regelrechte afspiegeling dus. De meeste mensen in Nederland zijn inderdaad blank. Die afspiegeling is echter niet de afspiegeling die men wíl. Het moet een politiek correcte afspiegeling zijn, waarin blanke Nederlanders weliswaar in de meerderheid (mogen) zijn maar zich slechts als ‘een bepaald deel’ van de samenleving mogen laten zien aan de buitenwereld. Voor wie het niet meer snapt: een eeuwigdurende regenboog zal er boven de hemel staan.

Pas toe! Leg uit!

Onder die regenboog zal met een kleurenkeurmerk voor culturele uitingen natuurlijk een nog veel verschrikkelijker monocultuur ontstaan, zoals je nu al kunt zien in de vele politiek correcte tentoonstellingen die er zijn (die allemaal ‘black female art’ of iets dergelijks heten) en waarvan iedereen weet dat het er is omdat het moet. Het zijn variaties op de zes films die de echtgenote van Mao goedkeurde. Excuus-kunstenaars die ook als ze goed zijn niet meer écht bekeken kunnen worden, maar dat kan de Raad voor Cultuur niets schelen. Pas toe! En leg uit als je in een fototentoonstelling een zwarte man naast een aap laat zien, vuile racist.

Kwaliteit wordt in het sectoradvies met plastic handschoentjes en een vieze blik even aangeraakt als een begrip dat oud minister van OCW, Ronald Plasterk ooit opperde. Er staat: ‘het begrip kwaliteit vervult een belangrijke rol in het in- en uitsluiten van culturele uitingen.’ Weg ermee dus.

Een miljoen nieuwe problemen

Nog afgezien van het feit dat het fundamenteel immoreel is om kunst op huidskleur te beoordelen worden er een miljoen nieuwe problemen door het politiseren van huidskleur gecreëerd: wie zijn er ‘divers’ en ‘van kleur’? Wie zijn er onderdeel van de ‘dominante monocultuur’ en wie niet? Wie gaat dat bepalen? Volgens De Code zijn bijvoorbeeld Japanners en Indonesiërs (bij uitzondering) ‘Westerse allochtonen’, maar hoe zit het dan als je half Japans, half niet-Westerse autochtoon bent? Is dat laatste wel een categorie?

Je kunt oneindig blijven differentiëren welke groep onderdeel is van de dominante cultuur en wie niet, wie geld mag krijgen en wie niet. Om uiteindelijk uit te komen bij het individu, het meest diverse middelpunt – het bewijs dat de hele onderneming totaal zinloos en kwaadaardig was.

Niet voor rede vatbaar

Het brein bij deze kartelclubjes is vertrokken, gone. Een doodongelukkige glimlach om de mond is wat er van onze overheidsinstellingen, stuurgroepjes, werkgroepen en planbureaus over is. Psychiatrische patiënten met wachtgeld en dezelfde vrienden, die geen idee meer hebben wat ze nou eigenlijk zeggen als ze hun mond open doen.

Hoe we het ‘minder witte mensen op het toneel’-advies in ieder geval moeten noemen is ‘niet voor rede vatbaar’. Maar of dat genoeg is om deze ontwikkeling tegen te houden, betwijfel ik.